Het restant na een supernova is een neutronenster of in het extreemste geval een zwart gat. Neutronensterren bestaan voor een groot deel uit (de naam zegt het al) neutronen en daarin vindt dus geen fusie meer plaats. Maar ze hebben waarschijnlijk een korst die bestaat uit het zwaarste element dat de ster geproduceerd heeft, dus ijzer.
Toch verdwijnt een groot deel van dat ijzer na de explosie in het heelal want de ijzerkorst is maar een kilometer of zo dik en dat is beduidend minder dan de grootte van de kern van de voormalige ster waar 'vlak voor' de explosie het ijzer geproduceerd werd.
Sterren die hun leven eindigen als een supernova zijn enkele tientallen keren tot zelfs 250 keer zwaarder dan de zon en ook hun diameter is evenredig groter dus hun kern ook.
Tevens is het zo dat de overgang van ijzerproductie naar lichtere elementen niet scherp begrenst is, dus als de implosie die voorafgaat aan de explosie tot staan wordt gebracht ontstaat er een enorme schokgolf die een groot deel van de materie het heelal in stoot want ooit had de volledige ster een massa van b.v. 30 maal de zon en een diameter van misschien 100 maal terwijl de overgebleven neutronenster maar 10 km groot is met een massa van b.v. 2 maal de zon.
Tevens draait na de explosie een neutronen ster vanwege het behoud van hoekmoment vele malen per seconde om zijn as waardoor materie wordt weggeslingerd en een naakte 'dode' kern overblijft. Dat maakt het soms erg moeilijk om neutronensterren te ontdekken tenzij een tweede ster in de buurt beïnvloed wordt door de neutronen ster en wij in staat zijn die effecten waar te nemen. Neutronensterren zijn een bron van röntgenstraling maar door het krachtige magnetische veld wat vaak aanwezig is wordt dit gebundeld en zien wij het niet altijd.