Stel de vraag eens anders: wat is het materiaalverlies van beide delen bij contact?
Om de effectiviteit van vb. slijpschijven op staal te meten, wordt (onder andere) het gewichtsverlies van beide delen gemeten en t.o.v. elkaar uitgedrukt. Hiermee valt de factor tijd weg.
Natuurstenen treden die uitgesleten zijn, is een mooi voorbeeld, maar hoeveel schoenen zijn er daardoor versleten geraakt?
Uiteraard slijt zowel hard als zacht. De vraag is dikwijls: wat is er het gemakkelijkste te vervangen, dus dat wordt ontworpen om het eerste of het meest te slijten.
Dat kan inderdaad een overweging zijn: iets zodanig ontwerpen dan een gemakkelijk vervangbaar deel veel sneller slijt dan een lastig vervangbaar deel, zelfs als je een andere materiaalkeuze had waardoor het vervangbare deel veel langer mee zou gaan.
Koolborstels zijn hier een aardig voorbeeld van: in veel electromotoren zijn die vrij eenvoudig te vervangen, terwijl de contactpunten op de rotor juist heel lastig zijn. Dan maar liever water vaker nieuwe borstels als eerder de hele rotor eruit moeten trekken.
Een goed voorbeeld is wél een krukas die loopt op bismut schelpjes.
Krukas is zeer hard, bismut zeer zacht.
Er zit dus wél waarheid in de oorspronkelijke stelling.
Krukas maakt geen contact met de (witmetaal) schelpjes, maar loopt steeds op een film van olie. ALs de olie(druk) wegvalt, heb je na enkele seconden brokken.