De tau vertelt je hoe snel p in relatieve zin afneemt in de tijd. Als je t=tau invult, zie je dat p met een factor (1-e^-1)=0.63=63% afneemt. Enigszins vergelijkbaar met de halfwaardetijd van een radioactief element, dus (waarbij de afname per definitie 50% is na één halfwaardetijd).PhilipVoets schreef: ↑di 07 mei 2024, 23:49 Ik kan me voorstellen dat wat Wnvl1 voorstelt al heel aardig in de richting komt, maar ik vind het zonder stapsgewijze afleiding enigszins lastig om te volgen of de aannames vanuit klinisch-fysiologisch oogpunt plausibel zijn. En geldt daarbij dat: p(S) = k . ln(S/S0), zoals in de eerder gestuurde Fechner-afleiding? Dus: p(S,t) = k . (1 - exp(-t/T) . ln(S/S0)? Of mag je dat zo niet stellen?
En tot slot; hoe duidt ik de waarde voor tau (T) hierin? Een soort “referentietijd”?
*S moet zijn S0, dus: ΔP = k1 . (1 - exp(-k2/Δt)) . ln(ΔS/S0)PhilipVoets schreef: ↑do 09 mei 2024, 15:36 Enige lastige is dat de breuk t/T klinisch wat lastig te duiden is en daardoor waarschijnlijk het model klinisch minder bruikbaar maakt. In de huidige curve geldt bovendien: hoe groter t, hoe steiler de curve, terwijl je eigenlijk opzoek bent naar een vorm waarbij de curve juist steiler loopt naarmate de tijd waarin ΔS plaatsvindt juist korter is. De (ongetwijfeld wiskundig onjuiste/verminkte) intuïtieve vorm die de klinische toestand het best beschrijft, is m.i.:
ΔP = k1 . (1 - exp(-k2/Δt)) . ln(ΔS/S)
Is een dergelijke vergelijking af te leiden door P(S2,t2) en P(S1,t1) van elkaar af te trekken o.i.d.?
Wat gebeurt er met p (de "klinische toestand") als S toegenomen is maar daarna constant blijft? verandert p dan ook niet meer?
Klopt, p blijft constant als S constant blijft (of nog wel toeneemt, maar S reeds zodanig hoog is dat receptorverzadiging is opgetreden). Het kan dus niet zo zijn dat enkel verandering van t (bij gelijkblijvende S) leidt tot verandering van p. Het gaat er puur om dat de dt iets zegt over de snelheid waarmee dS optreedt, maar op zichzelf geen invloed heeft.Xilvo schreef: ↑do 09 mei 2024, 20:43Wat gebeurt er met p (de "klinische toestand") als S toegenomen is maar daarna constant blijft? verandert p dan ook niet meer?