Ik ga proberen om ieders opmerkingen te behandelen (ook al zal ik ze niet allemaal quoten) en te laten zien waarom ik stelig van mening ben dat de economie zoals we die nu kennen niet iets werkelijks is. Ik hoop dat jullie het me zullen vergeven als ik wat kort door de bocht ga. Als ik echt volledig wil zijn moet ik er een volledig boekwerk aan wijden denk ik. In mijn mening is het namelijk zo dat als er inderdaad van een wet gesproken wordt die regel voor alles en iedereen op zal moeten gaan. Bij het maken van wetten suggereerde John Rawls dat we onszelf misschien achter een gordijn van onwetendheid (met betrekking tot welk leven we in de te ontwerken maatschappij zullen gaan leiden) moeten plaatsen om zo tot regels te komen die niemand te kort zullen doen. Min of meer gelijk zo bij economische wetten. Als we spreken van de wet van craag en aanbod, dan moet deze wet voor alles en iedereen opgaan.
Nu is het in mijn ogen echter zo dat de vork heel anders in de steel zit en er helemaal geen sprake is van iets wat universeel opgaat (in het huidige systeem) en dat et zelfs zo is dat die universele wet, wanneer we haar voor waar aannemen ons hele economische systeem omver zal werpen. Dit toont wat mij betreft aan dat die wet zichzelf verwerpt en iets wat zichzelf verwerpt is iets wat niet waar is. Vaak is het echter wel zo dat op deze manier aan het licht kan komen wat er dan wel aan de hand is. De wet waar ik het over heb is de wet van vraag en aanbod.
Het feit dat er op dit moment in de wereld sprake is van nivellering toont aan dat er sprake is van onbalans. Als er balans bestond was er geen reden tot nivellering. Onbalans houdt in dat er op de ene plaats andere omstandigheden bestaan dan op de andere plaats. De wet van vraag en aanbod zou dit onverbiddelijk moeten nivelleren, dit gebeurt echter op een ontzettend trage wijze. De reden voor deze "rigiditeit" zijn de lokale en mondiale regels. Die regels houden namelijk dit nivellerende effect onverbiddelijk tegen. Dit is niet het centrale punt van mijn betoog, maar een teken aan de wand, want waar is dit regelstelsel voor nodig?
De regelstelsels maken het mogelijk dat er op de ene plaats andere omstandigheden gelden dan op de andere. Op fictieve wijze zijn er twee afzonderlijke kringlopen ontstaan die op een rigide wijze bij zichzelf blijven. Terwijl in de kringlopen misschien wel vraag is naar iets wat direct naast de deur geproduceerd wordt kan het toch niet aanwezig zijn in de kringloop door de geldende regels. Ergens anders kan meer geboden worden of de politieke betrekkingen zouden het kunnen verbieden (to name but a few reasons).
Dit leidt ons naar een heel andere vraag: "Hoe wordt vraag eigenlijk bepaald?"
De meest logische redenatie is dat als iemand een product wil bezitten deze persoon vraagt naar het product en er dus een vraag van 1 is naar dit product. Als ik dan een tekort heb aan dit product zou ik bijvoorbeeld een vraag van 2 kunnen hebben naar dit product om maar eens iets te noemen. In werkelijkheid werkt dit echter heel anders. Als ik namelijk voor dit product 100 euro biedt is mijn vraag veel groter dan dat van iemand die maar 2 euro biedt. Het gaat blijkbaar niet om het feit dat ik hierom vraag, maar om iets heel anders: wat ik ervoor over heb. Als ik heel mijn hebben en houden over heb voor een brood, dan oefen ik een grotere vraag uit dan als ik slechts een klein deel van mijn "bezittingen" over heb voor dit brood. En dit niet alleen, het is ook nog eens zo dat het van belang is hoeveel ik bezit. Want als ik veel bezit kan ik meer bieden. Het is zelfs zo dat het afhankelijk is van hoeveel mijn bezit waard is in vergelijking met wat anderen bezitten. Het bezitten van een appelboomgaard in Nederland is namelijk waardevoller dan het bezitten van een appelboomgaard in Thailand.
Van onze onnozele aanname dat de mate van vraag bepaald werd door (in het geval van brood) de mate van honger blijkt volledig weerlegd. Eigenlijk zijn de hongersnoden in Afrika dan ook het bewijs dat de wet van vraag en aanbod helemaal niet bestaat, maar er iets heel anders aan de hand is. Dit alles werpt wat mij betreft de vraag op hoe vraag dan wel bepaald wordt.
Als eerste is het zaak om bezit te ruilen voor ander bezit. Op deze manier is het mogelijk (en ook noodzakelijk) om een bepaalde minimale waarde te bepalen van iets. Als er echter meer geboden wordt voor iets is dit ook goed. Er is dus absoluut geen sprake van een vaste prijs voor iedereen. Ten tweede is het van belang hoeveel jouw bezit (omgezet in het algemeen aanvaardde ruilmiddel geld) waard is n verhouding tot hetzelfde bezit in een andere financiële kringloop.
Ten tweede is het blijkbaar van belang om te bepalen hoe de verhouding van de ene kringloop ten opzichte van de andere kringloop bepaald wordt. Dit heeft te maken met de wisselkoers, die bepaald wordt door de geldstroom tussen de landen. Een land dat veel exporteert en veel toeristen trekt zal dus een hogere wisselkoers hebben dan een land voor wie dit niet geldt.
Hierdoor komen we op het derde punt; namelijk hoe we zo veel mogelijk producten vervaardigen om te exporteren. Dit doen we natuurlijk door middel van automatisering. Hoe meer machines, hoe meer 1 persoon kan produceren. Hierdoor ontstaat overigens de situatie dat het in het economische systeem niet gaat om de hoeveelheid arbeid iemand verricht, maar om wat die arbeid bewerkstelligd. Als ik een hele grote hefboom gebruik krijg ik een grotere beloning dan als ik een kleine hefboom gebruik.
Dit brengt ons tot het vierde en laatste punt in ons onderzoek naar hoe vraag tot stand komt en dat is dat met automatisering de kosten gedrukt worden van het maken van producten, waardoor de situatie ontstaat dat als ik dezelfde prijs blijf vragen ik meer winst maak. Ook ontstaat zo de situatie dat door middel van concurrentie de prijzen lager blijven (in landen met dezelfde mate van automatisering onderling) en de koopkracht daardoor hoger wordt. Omdat de koopkracht hoger wordt kunnen er meer producten aangeschaft worden en is de omloopsnelheid groter. Omdat de omloopsnelheid groter is, is er meer geld in de maatschappij aanwezig en is het mogelijk ook andere producten te gaan vervaardigen die veel arbeidsintensiever zijn om te maken, etc. Doordat er zoveel geld in de maatschappij aanwezig is is het weer mogelijk om de interne waarde van de munt te manipuleren door inkomsten belastingen.
Hierin ligt de reden waardoor de wet van vraag en aanbod zoals ze genoemd wordt zichzelf omver zal werpen. Als de koopkracht groter wordt zal de mens het geld uitgeven aan luxe goederen. Deze producten kunnen voor een hoge prijs verkocht worden omdat ze niet noodzakelijk zijn voor alle mensen. Het zijn immers uxe goederen. Voedsel echter moet voor iedereen beshcikbaar zijn en mag daarom niet te duur worden. Hiervoor zijn wetten verzonnen. Op dit punt zien we dat de vrije marktwerking (ogenschijnlijk) voor alles opgaat; behalve als je boer bent. Een wet behoort toch universeel te zijn? Het s vor samenlevingen van het grootste belang dat dit niet zo werkt. Goed, beperkingen van de vrije marktwerking is tot daar aan toe, maar dat betekend wel dat je als boer nooit meer winst mag maken dan de samenleving je toe staat. Dit terwijl je als boer juist ervoor zorgt dat die hele samenleving kan bestaan. Als dit door de staat inderdaad afgedwongen wordt gaan boeren failliet naarmate de bevolking groeit en zal een steeds groter wordende mate van susidie nodig zijn om de boeren boer te houden. Want welke boer wil voor een slavenloon (lees: minder dan nodig is om te kunnen bestaan) werken als hij ook iets volkomen nutteloos zou kunnen doen (zoals software ontwikkelen) en bakken met geld verdienen? En op deze wijze zal de wet van vraag en aanbod zichzelf onderuit trekken. Hierin zien we dat het systeem niet zo ontwikkeld kan zijn als het nu is en er per defenitie een mate van dwang bestaat om het te laten bestaan. In mijn mening is die dwang geld. Het is geld wat die tegenhoudt. De onechtheid van geld maakt zich kenbaar in het erfrecht, maar dat is misschien voor een andere keer.
We zien hiernaast dat zowel de interne waarde van de munt als de externe waarde van de munt voornamelijk te maken hebben met automatisering. Dat verklaard het belang van olie voor de wereld economie. En ook waarom er oorlogen voor gevochten worden. Hiernaast toont het ook aan dat de wet van vraag en aanbod niets te maken heeft met de vraag an sich, maar met de hoeveelheid energie wat er in een lang gegenereerd wordt. Klaarblijkelijk is de wet van vraag en aanbod eigenlijk van een andere aard dan we denken. De wet van vraag en aanbod suggereert in eerste instantie dat producten zullen vloeien naar een gebied waar schaarste bestaat. dit gebeurt echter niet. Het vloeit naar een gebied wat energie over heeft om het te bemachtigen. Wat er in werkelijkheid speelt in de economie is een potentiaalverschil. Zoals electronen stromen van de negatieve pool naar de positieve pool, zo stroomt ook geld van de negatieve pool naar de positieve pool. Dit terwijl de effecten hiervan de andere kant op stromen. En hierin zien we ook de destructieve werking van geld. Het forceert een omgekeerde stroom van goederen. In plaats van naar de gebieden waar een grote vraag bestaat naar de goederen zorgt het ervoor dat het stroomt naar de plaats waar de meeste goederen al bestaan.