Ik heb er wel eens met Duitse vrienden en kennissen over gesproken. Ik krijg de indruk dat ze dit niet heel erg bewust doen, net zo als ik vrijwel zonder fouten te maken het en de hanteer, terwijl ik eventuele achterliggende regels niet ken. Voor jou Veertje geldt het misschien niet, maar ik heb enige Duitsers verbaasd horen luisteren als ik begon met mit, nach nebst etc., omdat zij dit als nature toepassen of niet toepassen afhankelijk uit welke streek ze komen. Ze leren die rijtjes niet maar klooien maar wat aan met als gevolg dat waarschijnlijk 95% wel in de goede naamval terecht komt. Dat heeft mij wel geleerd om maar gewoon Duits te praten zoals het me invalt, zonder me te gaan bedenken of het Vrouwelijk derde naamval is of Onzijdig vierde naamval.
Wanneer je een bepaalde naamval in het Duits gebruikt is gebonden aan gecompliceerde regels. Bij Duitsers wordt dit er met de paplepel ingegoten (ze horen niets anders) en gaat dit automatisch, in Nederland moeten we de rijtjes kennen.
Ik denk dat je gelijk hebt als je zegt dat het toepassen van mannelijk/vrouwelijk/onzijdig voor Duitsers niet bewust gaat. Inderdaad net zoals voor Nederlanders en Vlamingen het toepassen van de/het.
Omdat er in deze topic van alles door elkaar heen speelt, even terug naar 1. de oorspronkelijke vraag: zijn er regels voor het mannelijk/vrouwelijk? (Dit vat ik op als: zijn er regels om te bepalen of een woord mannelijk/vrouwelijk/onzijdig is?)
Nee, behalve dan dat verkleinwoorden altijd onzijdig zijn (dit laatste noemde Stephaan in zijn post). Voor de rest moet je het gewoon weten (of opzoeken). Waarom een woord m., vr. of o. is? Dat is historisch bepaald.
Verder:
2. Welk lidwoord je vervolgens moet gebruiken voor een z.n. is wel aan regels gebonden. De man, de vrouw, het kind. Vergelijk: Der Mann, die Frau, das Kind. L'homme (van: le homme), la femme, l'enfant (van: le enfant). Il huomo, la donna, il bambino, la bambina (het Italiaans kent geen onzijdig).
3. Persoonlijke voornaamwoorden richten zich naar het geslacht van het woord, ook in het Nederlands. Bijvoorbeeld: de discussie (vr.), zij was moeilijk, men heeft haar niet voortgezet.
Ik geef hem/haar een snoepje. Ik heb hem/haar gezien. Bij onzijdige woorden zoals "kind" die een duidelijk werkelijk geslacht hebben moet je hier ook zeggen hem of haar, richt zich naar het geslacht van het kind. (Wel: Ik zet het (het vergiet) op het aanrecht).
Vergelijk: Ich gebe ihm/ihr/ ihm ein Bonbon (3e naamval). Ich habe ihn, sie, es gesehen (4e naamval). Ich stelle es (das Sieb)auf die Anrichte.
4. Bijvoegelijke naamwoorden richten zich naar het geslacht van het zelfstanding naamwoord (in het Nederlands en Duits alleen in combinatie met onbepaald lidwoord: een) Een mooie man, een mooie vrouw, een mooi kind. Ein schöner Mann, eine schöne Frau, ein schönes Kind. In het Frans/Italiaans/Spaans richten bijvoegelijke naamwoorden zich altijd naar het geslacht van het z.n.
Samengevat, er zijn geen regels voor het bepalen van het geslacht van een zelfstandig naamwoord (behalve verkleinwoorden), maar wel regels ervoor hoe je verder met zo'n zelfstandig naamwoord in een zin omgaat.