Hierboven heb ik verwezen naar mogelijkheden om het probleem van MacHans met infinitesimalen op te lossen. Mensen die zich er grondig in willen verdiepen, raad ik aan de daar vermelde links te raadplegen. Om het de lezers van dit forum wat makkelijker te maken, geef ik hier een korte schets waaruit mag blijken dat er in deze richting inderdaad mogelijkheden zijn:
Laat:
ε = (1, 1/2, 1/3, 1/4, 1/5, ... , 1/n, ...) ,
Hierbij speelt ε de rol van een infinitesimaal getal. Rijtjes die voor elke term het zelfde getal hebben, komen overeen met de gewone reële getallen. Zo komen de getallen 1, 2 en √3 overeen met respectievelijk:
(1, 1, 1, 1, ... , 1, ...) ,
(2, 2, 2, 2, ... , 2, ...) ,
(√3, √3, √3, √3, ... , √3, ...) .
De som en het product van het tweede en derde rijtje zijn:
(2+√3, 2+√3, 2+√3, 2+√3, ... , 2+√3, ...) ,
(2 .√3, 2 .√3, 2 .√3, 2 .√3, ... , 2 .√3, ...) .
In het algemeen definiëren we de som en het product van:
a = (a0 , a1 , a2 , a3 , ... , an , ...) ,
b = (b0 , b1 , b2 , b3 , ... , bn , ...) ,
als:
a + b = (a0 + b0 , a1 + b1 , a2 + b2 , a3 + b3 , ... , an + bn , ...) ,
a . b = (a0 . b0 , a1 . b1 , a2 . b2 , a3 . b3 , ... , an . bn , ...) .
Voor het gemak schrijven we nog:
0 = (0, 0, 0, 0, ... , 0, ...) ,
½ = (½, ½, ½, ½, ... , ½, ...) ,
1 = (1, 1, 1, 1, ... , 1, ...) .
De oneindige som:
a + b + c + d + e + ... ,
van de 'rijtjes-getallen':
a = (a0 , a1 , a2 , a3 , ... , an , ...) ,
b = (b0 , b1 , b2 , b3 , ... , bn , ...) ,
c = (c0 , c1 , c2 , c3 , ... , cn , ...) ,
d = (d0 , d1 , d2 , d3 , ... , dn , ...) ,
e = (e0 , e1 , e2 , e3 , ... , en , ...) ,
...
definiëren we als:
(a0 , a1 + b1 , a2 + b2 + c2 , a3 + b3 + c3 + d3 , a4 + b4 + c4 + d4 + e4 , ...) .
Laat nu: A = ε + ε + ε + ε + ε + ... . Dan hebben we:
A = ε + ε + ε + ε + ε + ...
A = (1 , 1/2 + 1/2 , 1/3 + 1/3 + 1/3 , 1/4 + 1/4 + 1/4 + 1/4 , 1/5 + 1/5 + 1/5 + 1/5 + 1/5 , ...)
A = (1, 1, 1, 1, 1, ...)
A = 1 .
Toegepast op het geval van een willekeurige keuze van één getal uit alle positieve natuurlijke getallen, zien we dat een kans van ε voldoet. Dat wil zeggen: wanneer de kans dat 1 wordt gekozen ε is, de kans dat 2 wordt gekozen ε is, de kans dat 3 wordt gekozen ε is, enzovoort, dan is de kans dat er uit alle positieve natuurlijke getallen een positief natuurlijk getal wordt gekozen gelijk aan 1. Wat natuurlijk ook zo moet zijn. Wat is de kans een even positief natuurlijk getal te trekken? Laten we die kans B noemen. Dan geldt:
B = 0 + ε + 0 + ε + 0 + ...
B = (0 , 0 + 1/2 , 0 + 1/3 + 0 , 0 + 1/4 + 0 + 1/4 , 0 + 1/5 + 0 + 1/5 + 0 , ...)
B = (0, 1/2, 1/3, 2/4, 2/5, ...)
En de kans een oneven natuurlijk getal te trekken? Laten we die kans C noemen. Dan komt er:
C = ε + 0 + ε + 0 + ε + ...
C = (1 , 1/2 + 0, 1/3 + 0 + 1/3 , 1/4 + 0 + 1/4 + 0 , 1/5 + 0 + 1/5 + 0 + 1/5 , ...)
C = (1, 1/2, 2/3, 2/4, 3/5, ...)
Dus B + C = 1 . En zowel B als C verschillen een infinitesimaal 'rijtjes-getal' met ½. (Op de plaats van de "ongewenste" uitkomsten is steeds een 0 geplaatst.) Het oneindige kennende, zal ook deze benadering met infinitesimalen wel weer ergens spaak lopen. Maar we komen al verder dan mogelijk is wanneer we de kans op 1, 2, 3, ... alleen door reële getallen kunnen aangeven. Dit korte schetsje is natuurlijk geen uitgewerkte theorie, maar dient vooral om te laten zien dat het gebruik van infinitesimalen extra mogelijkheden biedt.