tempelier schreef: In mijn ogen mag dat niet zo berekend worden.
Ook is de intensiteit per schil wel degelijk belangrijk:
Immers als ze afneemt ,maar wel groter dan nul blijft, dan kan de som EINDIG zijn
en de idee van de paradox is dat het oneindig is.
Ik zie het wel als een aanschouwelijk plaatje, maar een bewijs lijkt het me niet.
Het gaat niet om de feitelijke intensiteit. Het gaat erom dat Olbers uitging van een oneindig aantal. Dan maakt de intensiteit per ster niets uit want of de ster nu 1000 maal zwakker is dan b.v. de zon of juist 1000 maal helderder, bij een oneindig aantal wordt het dan automatisch helder aan de hemel, want een oneindige som van zwakke lichtbronnen is nog steeds een bron met een oneindig grote helderheid.
Het plaatje hierboven gaat overigens ergens anders over. Het laat zien dat per afstand de energie over een groter oppervlak wordt verspreidt en verminderd in het kwadraat van de verschillen in afstanden, en niet over het aantal sterren per oppervlak want in het plaatje staat de lichtbron (eentje dus) in het centrum. Dit gaat dus over de energie dichtheid van één lichtbron per afstand en niet over (oneindig veel) bronnen op die afstanden.