tuander schreef: ↑za 05 nov 2022, 20:58
Dat is inderdaad wat ik ongeveer geprobeerd heb. Maar ik snap niet goed wat ik dan fout doe. Bijvoorbeeld; als de ruimte-tijd-coordinaten (van een lichtstraal tussen twee punten) verschillend zijn voor verschillende waarnemers, dan is toch de waargenomen lichtsnelheid verschillend voor verrschillende waarnemers?
De tijd is een component van de positieviervector.
De positiecoördinaten (x, y, z) zijn ook componenten van de positieviervector.
Elk op zich hebben die geen absolute betekenis.
Beiden tesamen vormen ze de positieviervector en dat heeft een meer absolute betekenis in de relativiteitstheorie. De positieviervector is een tensor. De tijd en de positiecoördinaten zijn maar componenten. Componenten hebben geen absolute betekenis. Vandaar dat de Einsteinvergelijking (de basis van de ART) ook een tensor vergelijking is en geen vergelijking waarin componenten een rechtstreekse rol spelen.
De viersnelheid wordt bekomen door deze positieviervector af te leiden naar de eigentijd. Deze viersnelheid is relevant in de relativiteitstheorie en heeft een absolute betekenis. De afgeleide van de positiecoördinaten naar de tijdscoördinaat is niet absoluut.
Voor alles wat je doet in de relativiteitstheorie moet je ruimte en tijd tesamen nemen. Je kan dat op verschillende manieren doen, vandaar dat gelijktijdigheid relatief is.