Misschien was dat een van de redenen voor leraren om het boek niet langer te gebruiken. Maar ik ben geen wiskundige en ik ken het boek niet. Ik weet dat dus niet.
Er moet me van het hart dat ik het gebruik van limieten in een wiskundig bewijs een zwaktebod vind. Een limiet berekening is een soort virtueel meetlintje waar je het een en ander mee kan nameten, maar net als bij een fysieke meting blijft er altijd een foutmarge en weet je daarna nog niet wat je eigenlijk voor je hebt. Gebruik zoiets niet, of alleen als je het echt niet meer weet.
Toen ik mijn nichtje hielp met haar huiswerk heb ik me verbaasd over de manier waarop de inhoud van een piramide werd behandeld. De formule (l * b * h / 3) zou niet goed afgeleid kunnen worden, terwijl op dezelfde pagina een tekening stond waarmee dat (met kleine aanpassing) zonder problemen zou kunnen. Bij het zoeken op internet kwam ik ook mensen tegen die beweerden dat het alleen mogelijk was met limieten. En daarom dus alleen maar "ongeveer".
Baarlijke nonsens wil ik beweren. Het is kinderlijk eenvoudig om (al is het maar voor speciale gevallen) de inhoud van een piramide exact te berekenen zonder limieten te gebruiken. Net als de inhoud van tetraëders en kegels en enig andere gelijksoortig regelmatig in een punt uitlopende vorm. De inhoud is altijd precies (grondvlak * hoogte / 3). Al moet ik toegeven dat ik bij de kegel misschien impliciet toch een limiet gebruikt heb.