Als de natuur realistisch is, dan komt het erop neer dat de deeltjes wel al een snelheid en positie hebben, maar dan komt de onzekerheid van het feit dat je niet nauwkeurig kan meten.
Ik vertrek hiervan, omdat je nu eenmaal ergens van moet vertrekken, m.a.w. ik geloof in een natuur met deeltjes met intrinsieke eigenschappen.
Iets onrealistisch is toch niet geloofwaardig als vertrekpunt?
De golfvergelijking van een deeltje Ψ(x,t) is nu juist wel deterministisch
Dit zegt iets over statistisch gedrag, niet over individueel gedrag.
De Heisenberg onzekerheid heeft betrekking op die golfvergelijking en kan daarom niet gebruikt worden om het niet-determinisme van de kwantummechanika mee aan te tonen.
Ok, dit is compleet juist, ik maakte een foute gevolgtrekking.
Het niet-deterministische van de kwantummechanika zit in het meetproces (waarbij de toestand van het deeltje op een eigenfunctie behorende bij de gemeten grootheid wordt geprojecteerd).
Dit begrijp ik niet. Kun je dit verduidelijken?
Als ik het woord meetproces lees, zie ik een beperking van ons om verbanden tussen oorzaak en gevolg eenduidig vast te stellen i.p.v. een indeterminisme inherent aan de natuur (die de quantummechanica toch poogt te beschrijven)
Het gaat om de vraag of op basis van de toestand vandaag de toestand morgen helemaal vastligt. Als dat op elementair niveau niet zo is dan zie ik niet in hoe dat op grote schaal wel zo zou kunnen zijn. De onzekerheid op elementair niveau blijft altijd aanwezig en kan vertaald worden naar macro niveau (zie Schrödingers kat).
Volgens mij is er een soort lot, morgen is al compleet bepaald.
Op macroscopische schaal nemen we een determinisme waar (bvb. als ik een bal laat vallen zal hij richting grond vallen en blijven vallen tot hij deze bereikt, ...).
Ik zie geen enkele reden om aan te nemen dat iets soortgelijks ook niet op elementair niveau gebeurt.
De onzekerheid IN ONZE WAARNEMING op elementair niveau blijft altijd aanwezig.
De onzekerheid in gedrag heeft volgens mij te maken met onze beperkte kennis van de ware begincondities en op macroscopisch niveau zijn de begincondities met voldoende zekerheid bekend om te kunnen beweren dat een bal NOOIT omhoog zal vallen. Zelfs al doe je dit experiment voldoende keren (bijna oneindig dus) om volgens de onzekerheid van Heisenberg er toch minstens 1 keer in te slagen dat de bal (tijdelijk) zichtbaar 'omhoogvalt', dan nog denk ik dat de bal dit niet zal doen (tenzij de begincondities verkeerd werden bepaald door voor ons ongekende omstandigheden).
Het experiment met Schrödingers kat was gebaseerd op statistisch verval van een radiactief element. Dit vervalt ofwel wel ofwel niet, waardoor een kat wel of niet vergiftigd zou worden en er nadien of een dode of een levende kat uit de blackbox zou komen.
Het statistisch bepaalde radioactieve verval is schijnbaar indeterministisch, maar ik stel me dit eerder voor als vast bepaalde - voor ons weliswaar ongekende - inwendige condities die - al dan niet getriggerd door voor ons ongekende externe factoren - er de oorzaak van zijn dat een bepaald radioactief element exact op dat tijdstip vervalt dat het vervalt; dan als de natuur die zelf nog niet weet wat hij gaat doen.
Kort door de bocht bewijst Bell nu juist dat een theorie die we realistisch kunnen noemen niet tegelijkertijd lokaal kan zijn. Met wormgaten maak op een, mijns inziens kunstmatige manier iets wat niet lokaal is lokaal.
Dat is een fenomenale conclusie van Bell en als je 3D lokaliteit beschouwd kan dit niet anders dan uitgesloten worden in een realistische voorstelling, ik geloof echter in een effectieve ruimtekromming zoals beschreven in de algemene relativiteitstheorie.
Is het toeval dat juist deze theorie zo onverenigbaar lijkt met de quantummechanica?
Ik vind het helemaal niet zo ver gezocht om een beetje terughoudend te staan tegenover de 'volledigheid' die de quantummechanica pretendeert.
Objectief gezien, bevinden er zich enorme potentiële energieën in het inwendige van een atoomkern en zijn de afmetingen ervan enorm klein.
De energieën representeren een relativistische massa en de inwendige deeltjes (quarks in n en p, inwendige quarkdeeltjes?) moeten zich volgens mij met enorme snelheden bewegen om de stabiliteit van een atoom min of meer te garanderen (de sterke en zwakke kernkracht waar te maken).
-Hoge snelheden, tijdsdilaties en lengtecontracties zijn het domein van de SRT.
-Sterke gravitatie en ruimtekrommingen zijn het domein van de ART (en in een atoomkern is de verhouding massa/volume zeer groot)
De ruimte(tijd)krommingen moeten mijns inziens enorm zijn in atoomkernen en is het dan toeval dat we ons midden in het toepassingsgebied van de oh zo onbegrijpelijke quantummechanica bevinden?