Morele steun geeft het wel - thanks, Jan.als het tot troost kan dienen, die illusie ben ik allang kwijt...
_______________________________________________________________
OK, here we go.Alle andere dingen moeten natuurlijk hier.
Dat A en B, eenparig bewegend tov mekaar, allebei waarnemen dat de tijd van de ander trager gaat, is me duidelijk. Om die paradox te creëren heb je inderdaad geen versnelling nodig.
Ik heb er ook geen moeite mee om te aanvaarden dat de ene broer na zijn reis jonger blijkt te zijn dan de thuisblijver. Ik probeer alleen te beredeneren waarom het altijd de reiziger is die er jonger uitkomt.
Wat onderscheidt reisduif B van thuismus A? Wat maakt dat B tijdens zijn reis minder snel oud blijkt te zijn geworden, minder tijd heeft ervaren, dan broer A intussen?
Het enige onderscheid dat ik kon zien was dat het broer B was die zijn snelheid tov broer A wijzigde, terwijl A niets deed. Als dat inderdaad het enige verschil is, concludeerde ik, dan moet die versnelling dus de reden zijn dat de klok van B gaat achterlopen tov die van A.
Nu zeg jij me dat die conclusie fout is. Oké, dat aanvaard ik graag, gretig zelfs - want ik ben me ervan bewust dat ze aan de basis ligt van alle absurde gevolgtrekkingen later. Als ik dit dus recht kan zetten zal de rest vanzelf wel volgen.
Mijn lichtje aan het eind van de tunnel ging aarzelend branden toen ik bedacht dat A en B pas in rust kunnen vaststellen wiens klok achterloopt. Om tov A tot rust te komen moet B versnellen richting A om zijn snelheid
\(u\)
tov A teniet te doen. Of nog: hij moet zich naar het referentiekader van A verplaatsen.Maar na veel gepieker vrees ik dat dit weer een dwaallichtje is. Want dat is natuurlijk ook een vorm van versnellen - en bovendien leidt verder redeneren toch weer tot ietwat rare toestanden.
Zit ik wel op het juiste spoor? En zoniet, kan je me dan aub vertellen wat A en B dan wel van mekaar onderscheidt?
Er moét toch een factor zijn die bepalend is voor wiens klok achter loopt als A en B tov mekaar tot rust komen.
Help!