Uiteindelijk doen de aantallen er niet toe, enkel de energiedichtheid.
Zo'n Olbers
*1 heelal met gemiddeld 1 ster per kubieke parsec zou je minder helder verwachten dan een Olbers heelal met gemiddeld 100 sterren in diezelfde kubus, de energiedichtheid is immers veel lager. Toch zou je de paradox indachtig in beide gevallen (even ons dispuut over de temperatuur van gaswolken buiten beschouwing gelaten) altijd tegen een ster met een temperatuur van zeg eens 5000 K aankijken. In het dichtere heelal zou de bolstraal die nodig is om het gehele zwerk (nagenoeg) te laten bedekken met sterschijfjes alleen korter zijn dan in het ijlere heelal.
De sterschijfjes hebben, hoe klein ze dan ook zijn, een hoekdiameter groter dan nul en er is dan geen oneindig aantal nodig om de hemel (nagenoeg) te bedekken. Als we even aannemen dat we een volume heelal hebben voldoende om het zwerk voor 50% te bedekken met sterschijfjes, dan zou bij verdubbeling van de straal er 50% steroppervlak bijkomen, die voor de helft achter al aanwezige sterren zit. In het zo voor 75% bedekte zwerk zal verdubbeling van de straal leiden tot 87,5% bedekking et cetera totdat de hemel (nagenoeg) een intens schijnende bol is.
Dat geldt in het dichtere en in het ijlere heelal, en dan zijn beiden even helder. Het enige verschil is dat het benodigde volume heelal verschilt, maar daar hebben we een oneindige hoeveelheid van.
Terug naar de kubieke parsec, maar nu met een gaswolk er in (of meerdere zo je wenst). Aangezien die wolk dan, ongeacht de energiedichtheid van het heelal, rondom aangestraald wordt door een hemel van 5000K moet die in de eeuwigheid dezelfde temperatuur aangenomen hebben, net zoals in die kubus aanwezige planeten, manen et cetera. Het gevolg is dat die kubieke parsec met wolk(en) even sterk straalt als de buurman die toevallig geen wolk heeft.
Ik kan er niet veel anders van maken dan dat gaswolken (en ander spul) dan geen invloed kunnen hebben op de paradox. Vraag is; gaat deze redenering de mist in, en zo ja, waar?
Probleem is die ongrijpbare oneindigheid, wellicht komen we er uit met een hypothetisch heelal met sterren van precies 5000K en een zwerk van 4999K. Dan moet het heelal alleen statisch, homogeen en isotroop, groot genoeg zijn en lang genoeg bestaan. Daar moet wat aan te rekenen zijn. Zo'n heelal zou bedenk ik mij moeten bestaan uit plasma, en dan ondoorzichtig zijn.
Dit is wat Baez er over roept. Maar ik vind het wat te fragmentarisch.
1: There's too much dust to see the distant stars.
...
The first explanation is just plain wrong. In a black body, the dust will heat up too. It does act like a radiation shield, exponentially damping the distant starlight. But you can't put enough dust into the universe to get rid of enough starlight without also obscuring our own Sun. So this idea is bad.
Hier een artikel in Astronomy Online over het onderwerp:
“Interstellar obscuration”: Originally proposed by Swiss astronomer Jean-Philippe Loys de Chéseaux in 1744, and also subscribed by German Heinrich Olbers in 1823. Realizing that even the furthest stars would anyway contribute with some light to the sky, the darkness was attributed to the non-transparency of the space. This argument is false because any absorbed radiation will gradually heat the blocking material, which in time would end up by radiating light as stars themselves.
Een essay over de paradox:
- olbers
- (61.75 KiB) 411 keer gedownload
*1 Een heelal dat:
- niet expandeert, dus statisch is
- oneindig groot is
- een oneindig aantal sterren bevat
- oneindig lang bestaat
- homogeen en isotroop is op grote schaal