Hallo,
ik ben ook eens begonnen met het proberen begrijpen van de cursus, en zit al vast met het begrijpen van les 1... Zou er iemand eventjes kunnen helpen aub?
Dit deel snap ik niet:
Een waarnemer in een afgesloten kajuit van een niet versnellend schip kan op geen enkele mechanische manier bepalen of hij in beweging is of niet. Merk hierbij op dat dit postulaat enkel stand houdt als het equivalentieprincipe opgaat. (Vraag jezelf maar af waarom)
Hetgeen je jezelf daar moet afvragen is volgens mij:
Een waarnemer zit op een boot met een bepaalde snelheid, die niet versnelt. Hijzelf ziet niets. Het equivalentieprincipe geldt niet. Hoe kan hij op een mechanische manier bepalen dat de boot niet stilstaat?
Voor zo ver ik begrepen heb zegt het equivalentieprincipe dat de trage massa (een voorwerp heeft een bepaalde kracht nodig om van snelheid te veranderen) gelijk moet zijn aan de zware massa (een voorwerp wordt met een bepaalde kracht aangetrokken) omdat alle voorwerpen, ongeacht hun massa, met gelijke snelheid vallen. En dit zou niet gebeuren moest de kracht nodig om van snelheid te veranderen niet gelijk zijn aan de kracht waarmee het voorwerp wordt aangetrokken door de aarde. Heb ik dat nog juist?
Maar het lukt me niet om dat toe te passen op de boot (die voor het gemak beweegt met snelheid v
). Alles heeft dan toch snelheid v, inclusief het voorwerp dat je laat vallen, dus je zit eigenlijk in "het referentiestelsel van de boot" te kijken. Hoe kan je daaruit afleiden dat het referentiestelsel van de boot beweegt ten opzichte van het referentiestelsel van de aarde?
Vroeger Laura.