dus de verste objecten verwijderen zich sneller dan het licht?
hoe kunnen we ze dan waarnemen?
In deze thread is het al diverse keren uitgelegd. Maar het is echt niet eenvoudig te begrijpen. Ik waag er ook één uitgebreide poging aan, in de hoop dat ik de juiste woorden kies, en het dan overkomt. Jij moet van jouw kant heel nauwkeurig lezen. Ik neem het elastiek van een paar berichten maar als voorbeeld, als analogie (en zoals we weten gaan analogieën meestal ergens mank):
Neem een plat elastiek en knip het door. Zet er om de centimeter streepjes op en zet er twee mieren op.
Nu eerst wat afspraken: Dat elastiek stelt de ruimte van het heelal voor, buiten dat elastiek is er dus helemaal niets. Die mieren lopen maximaal 1 centimeter per seconde, en harder kunnen ze niet lopen, nooit. Het is de lichtsnelheid.
Terwijl de mieren over het elastiek lopen rekken we het elastiek uit (de uitdijing van het heelal).
Het lopen van de mieren over het elastiek noemen we de eigenbeweging, en de verplaatsing van de mieren t.o.v. elkaar door het oprekken van het elastiek noemen we de expansie van het heelal.
De mieren kunnen nimmer harder dan 1 centimeter per seconde t.o.v. het elastiek, want dat verbiedt de relativiteitstheorie. Maar ik kan het elastiek wél heel eenvoudig zó snel oprekken dat de mieren met bijvoorbeeld 10 centimeter per seconde uit elkaar gedreven worden. Wordt nu de relativiteitstheorie geweld aan gedaan? Nee, want de mieren gaan tov het elastiek (hun huidige plek in het heelal) nog steeds niet harder dan maximaal 1cm/s. Hun eigenbeweging blijft netjes binnen de grenzen van de lichtsnelheid.
Kan een mier die met 1cm/s naar de andere mier 10 centimeter verderop aan de andere kant van het elastiek loopt terwijl de ruimte tussen de twee mieren met 10 cm/s uitzet de andere mier bereiken? M.a.w de expansie van het heelal tussen de mieren is maar liefst 10 maal de lichtsnelheid, terwijl de eigenbeweging van de mieren nooit meer is dan de lichtsnelheid? Ja dat kan. Het zal lang, misschien heel lang duren, maar het lukt.
Dat lijkt op het eerste gezicht onmogelijk want na 10 seconden heeft die mier slechts 10 cm gelopen, terwijl de ruimte tussen de mieren met bijna 200 centimeter alleen maar groter geworden. Maar ook het elastiek achter de mier rekt op, en daar zit hem de crux. Naarmate de mier verder loopt, is er een steeds groter deel van het elastiek achter hem dat meedoet aan de expansie!
Een overzichtje:
Na 1 seconde heeft de mier 1 cm gelopen, maar door de rek is de ruimte achter hem niet slechts 1 cm (zijn eigenbeweging), maar ongeveer 1,43 cm (eigenbeweging + expansie).
Na 100 seconden heeft de mier 100 cm gelopen en is het elastiek al 10,1 meter lang. Maar door de voortdurende rek ook achter de mier is dat stuk elastiek inmiddels ongeveer 5,25 meter en de tweede mier is dus op 4,85 meter afstand, nog steeds meer dan in het begin.
Na 4500 seconden heeft de mier 45 meter gelopen en is het elastiek 450,1 meter lang. Maar door de voortdurende rek ook achter de mier is dat stuk elastiek inmiddels ongeveer 405 m en de tweede mier is op 45 meter afstand, nog steeds meer dan in het begin.
En hierna gebeurt het, er is inmiddels door de mier zoveel elastiek afgelopen, dat de rek achter hem zijn schijnbare snelheid tov van zijn beginpunt erg groot maakt, en van nu af aan zal de afstand tot de tweede mier verminderen:
Na 10.000 seconden heeft de mier 100 meter gelopen en is het elastiek 1 km lang. Maar door de voortdurende rek ook achter de mier is dat stuk elastiek inmiddels ongeveer 978 meter en de tweede mier is op 22 meter afstand, nog steeds meer dan in het begin maar veel dichterbij dan de 45 meter van de vorige stap.
Na ongeveer 12.400 seconden bereik de mier de andere mier en is het elastiek ongeveer 1240 meter lang.
Je zou als je het wilt dit zelf kunnen simuleren met bijvoorbeeld Excel, maak stapjes van 1cm en 1 seconde en schrijf in de kolommen de lengte van het elastiek, het percentage rek, en de ruimte achter en voor de mier op. Met wat simpel rekenwerk kan je er een tabel van maken, en daarvan een grafiekje zoals deze:
- MierEnElastiek 1897 keer bekeken
De mier heeft dus de andere mier bereikt over een elastiek dat veel sneller oprekte dan hij kon bijbenen, terwijl hij nimmer een eigenbeweging had groter 1cm/s, en dus is hij in deze analogie nooit in conflict geweest met de relativiteitstheorie.
Analoog aan dit voorbeeld werkt het ook met het licht ook in het heelal. De ruimte tussen de melkweg die het licht uitzond en het voortrazende licht en ruimte tussen het licht en de ontvanger van het licht neemt door de expansie almaar toe, mogelijk verwijderen de waarnemer en het sterrenstelsel zich met een grotere snelheid dan het licht van elkaar, maar dat belet het licht niet om met 300.000 km/s toch aan te komen zonder dat Einstein geweld aan wordt gedaan.
Wel zal door de uitdijing van de ruimte de afstand tussen de golftoppen van het licht vanzelf steeds groter moeten worden, en het licht daardoor lager van frequentie worden en dus roder en roder. Daardoor ontstaat de roodverschuiving, en niet van de eigenbeweging van een zeer ver sterrenstelsel tov van een waarnemer, die doet er op erg grote afstanden nauwelijks toe. Denk maar even terug aan de mier: Hij staat een tijdje stil terwijl het elastiek rekt en rekt, langzaamaan zullen zijn pootjes steeds meer uit elkaar gaan staan.
Onthoud: Het elastiek is het heelal, het heeft dus geen enkele zin te gaan bedenken dat de mieren tov van de muren in de kamer wel degelijk een grotere snelheid dan 1 cm/s hebben, er is geen kamer.
NB: In feite is het sedert de ontdekking dat het heelal versneld expandeert wat ingewikkelder geworden, want daardoor is het wél mogelijk dat de mier nimmer de oversteek naar de andere kant van het elastiek kan maken, maar dit terzijde.