Oke, de klok van de ronddraaiende reiziger loopt dus langzamer. Ziet de reiziger de klok van de achterblijver dan ook langzamer lopen of sneller.
De reiziger zal ook meten, dat de klok van de achterblijver sneller loopt.
Als de reiziger na zijn reis weer bij de ander terugkomt zullen hun uitspraken over elkaars klokken met elkaar kloppen. (Moet ook anders had je niet eens een paradox maar een echte onmogelijkheid)
Ik weet ook wel dat relativiteit niet van het dopplereffect af hangt, maar de tweelingparadox word vaak uitgelegd door te kijken wat beide mensen ZIEN en dan bewginnen ze weer over die dopplershit. Jammer dat je de werkelijkheid niet kunt zien...
Misschien hebben we een spraakverwarring: Bij dopplereffect bedoelde ik dat ten opzichte van elkaar bewegende waarnemers voor dezelfde lichtflits verschillende frequenties vinden. Als jij bedoeld dat elke waarnemer er van uit moet gaan dat voor hem de lichtsnelheid c is, dat is inderdaad wel essentieel voor alles in de speciale relativiteitstheorie en ook een wezenlijk onderdeel van de tweelingparadox
Maar de baansnelheid van het wiel telt dus niet omdat er een middelpuntzoekende versnelling is?
Niet helemaal: De reiziger, die op aarde gebleven is gebruikt hem wel om de kloksnelheid van de ronddraaiende reiziger te berekenen.
Alleen de omgekeerde berekening is veel ingewikkelder: de ronddraaiende reiziger moet vanwege zijn versnelling veel ingewikkelder formules gebruiken.
En nog een vraag. Klopt het dat als je heel erg versnelt dat je dan een zwart gat creeerd achter je? (niet doordenken).
In zoverre dan, dat de ruimte die je ervaart min of meer equivalent is met de ruimte die je zou vinden als er een oneindig groot vlak van massa loodrecht op je bewegingsrichting staat. Dus geen zwart gat maar een zwart vlak.
Ik vermoed overigens, dat er kleine verschillen zullen zijn omdat Einstein bij de formulering van de ART in eerste orde benadering uitging van het equivalentieprincipe, maar verder de eis oplegde van bepaalde tensorsymetrieen