In het algemeen kan men zeggen dat het meervoud bij zelfstandige naamwoord in het Nederlands wordt gevormd door uitgangen. De meest voorkomende daarvan zijn -en en -s, minder vaak wordt het meervoud gevormd door -eren.Voorbeelden zijn: boek/boeken, kerel/kerels. Bij samenstellingen die op -man eindigen, kan de uitgang veranderen in -lieden, -lui en -mensen, zoals bijvoorbeeld timmerman/timmerlieden. Natuurlijk wemelt het Nederlands (net zoals andere talen) van de uitzonderingen.
In een aantal gevallen verandert de “waarde” van de klinker in de laatste lettergreep van het zelfstandig naamwoord. In het enkelvoud staat dan een korte klinker en in het meervoud een lange klinker. Dat is bijvoorbeeld het geval bij dag/dagen, bad/baden, gebed/gebeden enz..
Dat is zo in het Oudnederlands ontstaan, in de vroege Middeleeuwen. Klinkers in een beklemtoonde lettergreep werden in die tijd verlengd in de uitspraak (taalkundigen noemen dat "rekking"). De korte klinkers in de gesloten lettergrepen van bijvoorbeeld dag, weg en slot werden in de open lettergreep van het meervoud lang: dagen, wegen en sloten. De korte i kon in het meervoud een e worden, lid en schip werden dus leden en schepen in het meervoud.
Voor wat betreft het woord "vandaag": de oorsprong daarvan ligt in de tijd dat het Nederlands nog naamvallen kende. Het is waarschijnlijk afkomstig van de Middelnederlandse datiefconstructie "van den daghe" (op deze dag), waarbij het lidwoord niet bewaard is gebleven. In vergelijkbare vaste verbindingen is het lidwoord wel bewaard gebleven, zoals bijvoorbeeld "van de week" (deze week).
Lees verder:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Meervoud_(Nederlands)
https://onzetaal.nl/taalloket/dag-dagen-schip-schepen
https://taaladvies.net/padje-of-paadje/
https://sites.uclouvain.be/gramlink/Gra ... ervoud.pdf
Contra principia negantem disputari non potest.