Ik dacht dat ik deze discussie niet zou winnen en misschien heb ik gelijk.
Toch wil ik nog een keer de zetten herhalen en nog eens een argumentatie opnieuw formuleren.
Nu frontaal:
Lokale variabelen maken niet dat een kwantumproces geen toeval kan zijn omdat de lokale variabelen zèlf misschien wel toevallig zijn.
Ik ga uit van het experiment zoals
hier beschreven. De kwantummechanica gaat er vanuit dat kwantumprocessen toevallig (onbepaald) zijn en dat er dus geen verborgen variabelen kunnen bestaan. Maar is dat wel zo?
Wat wordt in het experiment eigenlijk gemeten? Een deel van het experiment meet individuele verstrengelde fotonen. Daar komen ontegenzeggelijke samenhangen tussen de fotonen uitrollen. Daarom noemen we ze verstrengeld. In een latere fase van het experiment worden echter meerdere fotonen getest en worden de resultaten daarvan geaggregeerd. Daar komen statistische resultaten uit en het argument is dat daarom lokale verborgen variabelen niet kunnen bestaan. Dat is vreemd: een tegenspraak, want we hebben die lokale samenhangen toch duidelijk waargenomen.
Mijn argument is nu: Nee, er is geen tegenspraak. We hebben naar individuele fotonen gekeken, maar ook naar individuele verborgen variabelen. Die verborgen variabelen hangen binnen een verstrengeld paar samen maar van paar tot paar niet. Na een groot aantal metingen hebben we dus eigenlijk een statistisch resultaat van metingen van fotonen, maar ook van niet samenhangende verborgen variabelen. Die verborgen variabelen zijn willekeurig verdeeld. Er zijn dus verborgen variabelen maar het is toch een toevalsproces.
Het zou pas geen toevalsprocces meer zijn als die variabelen wel zouden samenhangen en globaal zouden worden. We zouden het experiment kunnen interpreteren als een meting van de performance van de generator van de fotonen. Als die generator niet volledig willekeurig verstrengelde paren zou produceren maar een voorkeur zou hebben voor een bepaalde of een beperkt aantal kwantumtoestanden dan heeft dat invloed op het meetresultaat. Je zou dus moeten concluderen: "Lokale variabelen zijn geen probleem in een toevalsproces. Globale variabelen zijn dat wel."
In mijn bingoballetjes analogie (zie mijn voorgaande posts) is sprake van lokale variabelen binnen de verstrengelde paren omdat alle paren optellen tot 101. Dat is zo gedaan volgens een globale regel namelijk dat de balletjes zo aan elkaar bevestigd zijn dat de nummers optellen tot 101. Een reeks trekkingen zal dat ook laten zien. Ondanks dat zal een reeks trekkingen een willekeurige reeks getallen opleveren. Zowel links als rechts. De lokale variabelen beïnvloeden het toevalsproces dus niet. De globale doen dat wel.
Andere globale variabelen: Er zijn maar 50 paren dus er zullen maximaal 50 trekkingen nodig zijn. Alle nummers van 1 t/m 100 zullen in die trekkingen gevonden worden en alle nummers komen maar 1x voor. Bij herhaling van het experiment zouden we dus nog steeds voor elk paar toevallige lokale variabelen vinden, maar we zullen elke keer maximaal 50 trekkingen kunnen doen en elke keer elk getal maar 1 keer tegenkomen. Globale variabelen ondergraven het toeval in het proces, lokale variabelen doen dat niet.
Je zou kunnen zeggen dat een reeks toevallige trekkingen geen goed instrument is om de lokale variabelen te bepalen. Daarvoor moeten we individuele gevallen bestuderen. Met bestuderen van het toevalsproces zoek je juist naar de globale variabelen. Je kan wel zeggen dat die het proces verstoren, maar dat is wat je eigenlijk wil weten: Welke globale variabelen er zijn en hoe die het proces verstoren.
Dus: Het is niet zo dat er alleen maar lokale variabelen kunnen zijn òf alleen maar kwantumprocessen. Er kunnen kwantumprocessen van lokale variabelen zijn. Bij kwantumprocessen kan de invloed van lokale variabelen tegen elkaar weggestreept worden. De andere kant op geredeneerd kan een kwantumproces geen absolute uitspraken doen over de waarde van individuele lokale variabelen. QM en lokale variabelen kunnen dus prima naast elkaar bestaan want ze komen elkaar eigenlijk niet tegen.