De rede van dat ik nu pas reageer in dit topic(want ik had het al wel gezien) is dat ondanks de aan geen enkel criteria voldoende uitspraak van ts toch veel mensen de mogelijkheid zien zich te bewegen, op haast middeleeuwse wijze, op de grond van deze uitspraak, wat in alle gevallen in ieder geval niet zal leiden tot wat wij tegenwoordig (post) moderne filosofie noemen. Of de reden is dat ik de onbeheersbare behoefte voel van al deze uitspraken filosofisch gehakt te maken(voor een eventueel spagethimonster).
Voor de goede orde ziet Ypsilon al in dat er iets niet in de haak zit:
Ik vind solipsisme en ontologisch idealisme op zich onderhoudend, althans voor even. Maar verder valt er helemaal niets uit af te leiden of mee te doen, en valt het noch te bewijzen noch te diskwalificeren. Het idee dat de hele wereld fantasie is heeft dat gemeenschappelijk met het idee dat alles gesimuleerd is.
helaas ziet hij niet in dat het probleem van een gesimuleerde wereld van een andere orde is dan het probleem dat wij ervaren bij de uitspraak: niets is zeker(uitleg volgt).
Dan. Benedict Broere. Je hebt de klepel horen luiden. Zoveel is duidelijk. De uitspraak "Niets is zeker en zelfs dat niet" is geniaal en de context waarin jij de uitspraak plaatst evenzo. Maar daarna verval je in reeds bewandelde paden. Je geeft enkele prettige associaties maar het eigenlijke probleem van niets is zeker wil je maar niet vatten, lijkt als een fatamorgana te verdwijnen als het groenere gras achter de heuvel. Toch lijk je hier juist te gaan grazen:
De idee betreft trouwens een ontkenning van zichzelf, en dat zie je wel meer bij dit soort beweringen.
(uitleg volgt).
Gelukkig is het wel "leuk" erover na te denken:
Kortom, het is leuk om over na te denken maar geconfronteerd met de naakte werkelijkheid zijn we niet geneigd om dergelijke uitspraken ('niets is zeker') ook daadwerkelijk en consequent te aanvaarden.
Kennelijk staat het genot boven het gegeven dat veel mensen(lees: alle mensen) zich door epistomologische overwegingen laten leiden. Erg triest, dit leed vermaak. Jammer genoeg zet deze eenzijdigheid zich voort in de foutieve, doch met veel gewag en in cursief gebrachte uitspraak dat "niets is zeker" een paradox is.(uitleg volgt).
Nu. Terzake. Wat verwijt ik de mensen met de nodige ironie en sarcasme(hoop niet dat tere zieltjes geknakt zijn) nu eigenlijk?
Laat ik beginnen met een voorbeeld. Bijvoorbeeld deze uitspraak: rood is blauw. Iedereen die niet kleurenblind is ziet(en begrijpt) dat de uitspraak foutief is en zal verwijzen op de empirische verschillen tussen beide kleuren of aangeven dat blauw een golflengte heeft van 470 nanometer en rood van 700 nanometer. De verschillende afstanden in nanometers spreken elkaar dus tegen, zelfs op die manier dat zij voor het oog zichtbaar is en "rood" kan dus nooit "blauw" zijn. Rood en blauw zijn beide kleuren en zijn op die manier aan elkaar tegengesteld.
Hetzelfde geldt voor "niets" en "zeker". Helaas is het verschil niet meetbaar in nanometers, maar op een andere manier kan ik toch de analogie aantonen met de wijze waarop rood en blauw aan elkaar zijn tegengesteld en de wijze waarop niets en zeker aan elkaar tegengesteld zijn. Nieuw voorbeeld:
Ik loop door een donker woud waar recent een jonge dame in koele bloede om het leven is gebracht. Ik ben alleen en heb alleen het woord om mij te verdedigen. Al een keer opgeschrikt door een vluchtend hert loop ik met opgetrokken rug en gespitste oren het lange en vooral pikzwarte pad af. Uit het niets klinkt een geluid. Ik schrik. Draai me om en speur in de duisternis. Wat was dat?
Vanaf hier is alles mogelijk. Ik kan mij omdraaien en een spitsmuis zien. Dan denk ik: het is niets. Of, ik draai mij om en 1 blik is genoeg om zekerheid te verschaffen. Dit is de moordenaar van de laatst vermoorde jonge dame.
1 ding is zeker. Oog in oog met de potentiele moordenaar van een jonge dame denk ik niet: ik weet zeker dat ik niets zeker weet. Al helemaal niet ga ik uit van de happy ending van een gesimuleerde wereld of ervaar ik een paradoxale symphatie voor de moordenaar.
Nee, ik ga uit van twee mogelijkheden. Of het is niets(de spitsmuis) of het is zeker(aanval of vlucht-gedrag). Beide mogelijkheden zijn uitwerkingen(contrast) van de idee modaliteit. Niets en zeker zijn modussen(contrasten) van de werkelijkheidservaring. Niets en zeker verhouden zich tot modaliteit zoals rood en blauw zich verhouden tot kleur.
De uitspraak "niets is zeker"is dus een luchtkasteel, een irrationele samenvoeging van twee tegenstellingen. Anders ligt het bij de filosofische mijmeringen over een gesimuleerde wereld. Hier is namelijk wel spraken van een juiste invulling van de begrippen niets en zeker. Er wordt een concrete zijnswereld gegeven(de simulterende bron) en daar wordt een abstract begrip op toegepast, namelijk de vraag naar de mogelijkheid ervan. Hieruit blijkt duidelijk het verschil in orde tussen niets en zeker. Niets en zeker zijn namelijk predicaten welke a postriori gebruikt worden bij ervaringsoordelen, terwijl de vraag naar de mogelijkheid van een andere wereld slechts de vraag is naar een mogelijke, niet ervaren werkelijkheid. Er worden twee begrippen gegeven waarvan geen van beide wordt ingevuld en waarmee dus niet een werkelijkheidsoordeel kan worden gegeven. Daarom zegt Multatuli: Niets is zeker en zelfs dat niet. Eigenlijk zegt hij zoveel als: alles is mogelijk maar op het moment dat ik mij omdraai zie ik de werkelijkheid.