1618.
Rechtstreekse - onrechtstreekse aansprakelijkheid Vooreerst is er de aansprakelijkheid voor een eigen daad. Dit noemt men de directe of rechtstreekse aansprakelijkheid. De directe aansprakelijkheid vormt de grondslag van het aansprakelijkheidsstelsel.
Daarnaast voorzien de art. 1384-1386 B.W. in aansprakelijkheid voor daden van iemand anders, voor dieren of gebouwen. Dit noemt men de onrechtstreekse, indirecte of kwalitatieve aansprakelijkheid:
- schade veroorzaakt door andere personen;
- schade veroorzaakt door zaken waarvoor men moet instaan;
- schade veroorzaakt door dieren.
Directe en indirecte aansprakelijkheid kunnen samenvallen. In dat geval is er een cumulatieve aansprakelijkheid.
...........
Afdeling 6. Aansprakelijkheid voor dieren
R. ULRIX, Aansprakelijkheid voor dieren, R.W. 1984-85, 2305-2322.
Thierry VANSWEEVELT, Onderzoek naar de grondslag en de begrenzing van de aansprakelijkheid voor dieren, R.W. 1985-86, 2187-2214.
1675. Regeling Volgens art. 1385 B.W. is de eigenaar van een dier of degene die een dier in gebruik heeft, aansprakelijk voor de schade die het dier veroorzaakt, zelfs indien het verdwaald of ontsnapt is.
1676. Dieren Deze aansprakelijkheid geldt voor alle dieren zodra zij in bezit genomen zijn1, dus zowel voor huisdieren als bijv. voor dieren in een dierentuin. Het wild, dat niet in bezit genomen is, valt echter buiten de
toepassing van art. 1385 B.W.
1677. Eigenaar - bewaarder De aansprakelijkheid van art. 1385 B.W. rust op de eigenaar van een dier of op degene die zich ervan bedient. Opdat iemand als gebruiker van een dier aansprakelijk zou zijn, moet hij niet alleen voor eigen rekening de feitelijke, maar ook de juridische macht over het dier uitoefenen. Een huurder of vruchtgebruiker zal dus als gebruiker beschouwd worden, terwijl een veearts die een dier behandelt in aanwezigheid van de eigenaar wellicht niet als bewaker zal beschouwd worden.
1678. Gedrag van het dier De eigenaar of de bewaker is slechts aansprakelijk voor het abnormaal of onvoorzien gedrag van het dier 1.
1679. Aansprakelijkheidsontheffing De aansprakelijkheid van art. 1385 B.W. was oorspronkelijk gebaseerd op een vermoeden van gebrek in de bewaking, thans op het gecreëerd risico. De rechtspraak laat niet toe dat de
eigenaar of gebruiker zich zou bevrijden door het bewijs te leveren dat hij geen fout heeft begaan. In die zin is het een volstrekt onweerlegbaar vermoeden.
De eigenaar/bewaarder kan aan zijn aansprakelijkheid enkel ontsnappen indien hij bewijst:
dat hij noch eigenaar, noch gebruiker is;
dat de schade niet door het dier is veroorzaakt;
dat er geen oorzakelijk verband is tussen de schade en het gedrag van het dier;
dat er toeval of overmacht is;
dat de schade te wijten is aan de schuld van het slachtoffer.
Afdeling 7. Aansprakelijkheid voor zaken
Met een hele reeks artikelen refererend naar materiële zaken