Uiteraard heeft het menselijk hier ook last van: kijk maar eens naar het verschil in aantal sterren dat je kunt zien vanuit een goed verlicht stadscentrum vergeleken met landelijk gebied of compleet duistere woestijn. Vanuit de stad zul je bijvoorbeeld zelden de melkweg kunnen zien.
Chapeau, als je met 'uiteraard ... kijk maar eens ...' bedoelt dat je altijd al gedacht had dat Neil Armstrong staande op de maan een zwarte hemel zonder sterren zag. Waarom je vindt dat dat vergelijkbaar is met een atmosferische lichtsluier op aarde (dat is waarom iemand vanuit de stad de melkweg zelden kan zien) is niet duidelijk, of het moet zijn dat stofjes op de ruit van de helm een lichtsluier opleverden, dat zou kunnen. Maar Armstrong, die tijdens de maanwandeling zijn werkschema moest volgen kreeg geen tijd voor donkeradaptie, dat ook.
Ogen hebben wel een groter dynamisch bereik dat gebruikelijke camera's. Die laatste moeten het doen met 8 bits, waardoor het donkerste voorwerp minimaal 1/256e van de belichting van het helderste moet hebben. Voor het menselijk oog loopt dat in de tienduizenden als we om ons heen kijken, mede geholpen door de pupil die snel wijder kan worden als we focussen op een specifiek deel van wat we kunnen zien.
Tja, wat is een "astronomer's paradise". Ik vind het al paradijselijk om zoveel mogelijk sterren te zien, dat hangt alleen af van de ondergrens van het dynamische bereik. Maar met een hoge bovengrens kan men nog meer genieten van de enorme variatie, dat wel.