Om te weten waar een deeltje is moet je heel goed kijken met licht met hoge frequentie en kleine golflengte. Maar door zo nauwkeurig te kijken zal het deeltje haar koers veranderen en kun je niet meer weten waar het heen gaat of welke snelheid het heeft. Om te voorkomen dat het deeltje van richting verandert, moet je voorzichtig kijken: kijken met licht met een lage frequentie of lange golflengte. Maar die golflengte is zoveel groter dan het deeltje zelf, dat je nooit precies kunt zien waar het deeltje is. Dat is me duidelijk.
Maar als je licht door een smalle opening naar een projectiescherm stuurt dan wordt de lichtbundel op het scherm ook steeds smaller. Als de opening echter zo smal wordt dat je daarmee de plaats van het lichtdeeltje dat door de opening gaat kunt vaststellen, dan wordt de lichtprojectie op het scherm breder. Maak je de opening nog smaller, dan blijft de lichtbundel op het scherm breder worden. Dat is een gevolg van het onzekerheidsprincipe, heb ik begrepen. Maar het onzekerheidsprincipe is toch een gevolg van het sturen van licht (het kijken) naar een deeltje. In het experiment met de smalle opening stuur je toch geen licht naar de deeltjes. Waarom passen ze ze hun route dan aan?
Ik zou heel graag een antwoord willen op deze voor mij brandende vraag. Aub geen wiskunde in het antwoord. Ik ben spreek vele talen, maar wiskunde en natuurkunde hoort daar niet bij.
Alvast bedankt,
Juan Pedro