Het idee werkt eerder zo: je veronderstelt dat a een oplossing van je veelterm is. Dit betekent dat
\(-2a^3 + 3a - 5 = 0.\)
Of nog:
\(-2x^3 + 3x - 5 = (x - a)(....)\)
met op de puntjes een tweedegraadsveelterm. Deze tweedegraadsveelterm, heeft ook een constante, zeg b. Dus
\(-2x^3 + 3x - 5 = (x - a)(.... + b)\)
. Dan zie dus dat ab = 5. Maar 5 is priem, dus moet a 5, -5, 1 of -1 zijn.
Eigenlijk werkt het nog iets ingewikkelder dan ik nu zeg, maar dat zal ik zo dadelijk proberen uit te leggen. Immers je eigenlijk ook rekening houden met je hoogste macht. Maar dit geeft je al een ruw idee van de opties die je hebt.
Safe's manier is uiteraard ook een optie. Heb je een GRM ter beschikking, is grafisch een snijpunt zoeken nog het beste denk ik. Zeker met hogeremachtsvergelijkingen.
Was het 6 geweest, had je inderdaad meer opties na te gaan.