Ik kom niet uit de volgende opdracht. Zou iemand opdracht 2 kunnen uitleggen? Ik kom er namelijk niet uit hoe je op die formules kan komen. De opdracht zit in de bijlage.
In een cirkel is het aan hoekgraden van een middelpunts hoek gelijk aan het aantal booggraden van de boog waarop hij staat.
Kijk je nu naar driehoek MPQ (met Q is recht) dan staat (de benen) hoek M in die driehoek op op de boog die b booggraden is, derhalve is hoek M dus b hoekgraden.
Probeer nu eens te vinden bij welke middelpuntshoek de andere gegeven boog hoort.
In de wiskunde zijn er geen Koninklijke wegen Majesteit.
Dit heb ik tot nu toe, maar ik doe havo wiskunde b en daar heb ik nog nooit van booggraden gehoord. Zou ik het ook zonder de boog- en hoekgraden kunnen verklaren hoe je op die formules terecht komt? De eerste kom ik nog wel uit, maar ik snap niet waarom je de cosinus nodig hebt om de x en de y te berekenen.
En het is best stom, want dit is een praktische opdracht met opdrachten die we nog nooit gehad hebben.
De dingen waar ik uitkom staan in de bijlage, alvast bedankt.