Alles bij elkaar:
Stel h(x) is een functie. Dan kan je zeggen:
\(f(x) = \frac{h(x) + h(-x)}{2}\)
Deze nieuwe functie kan je onderzoeken op 'evenheid':
\(f(-x) = \frac{h(-x) + h(x)}{2} = \frac{h(x) + h(-x)}{2} = f(x)\)
Deze functie f(x) is dus even.
Stel:
\(g(x) = \frac{h(x) - h(-x)}{2}\)
Dan:
\(g(-x) = \frac{h(-x) - h(x)}{2} = -\frac{h(x) - h(-x)}{2} = -g(x)\)
De functie g(x) is dus oneven.
Dan bekijk je:
\(f(x) + g(x) = \frac{h(x) + h(-x)}{2} + \frac{h(x) - h(-x)}{2} = h(x)\)
Je kan dus een even functie f(x) maken op basis van h(x) en je kan een oneven functie g(x) maken op basis van h(x) en de som van die twee functies is dan weer h(x). h(x) is dus uit te drukken als de som van een oneven en een even functie (namelijk f(x) en g(x)).