Als onze minister van Buitenlandse Zaken zegt dat wij als NL spijt betuigen en dat NL die daden niet had mogen doen dan spreekt hij voor heel NL. En nog steeds worden wij (naast een hoop andere goede en slechte dingen) geassocieerd met de tijd van de kolonisatie, ook al herinneren wij liever de goede dingen.
Spijtbetuiging. Het is een mooi woord omdat het veronderstelt dat de dader hiermee afstand heeft genomen van zijn kwalijke handeling en dit paart aan een ernstig verlangen naar beterschap. De dader is tot inkeer gekomen en deelt nu het algemeen levend rechtsgevoel van de gemeenschap. Zeker, hij zal nog enige tijd in de gaten worden gehouden, maar niettemin hoort hij er weer bij. En in dat laatste schuilt dan ook de vergeving.
Bovenstaande ziet op het individuele geval, waarbij de morele verantwoordelijkheid ophoudt te bestaan bij het verscheiden. Zij is dus niet overerfbaar. Daar waar het nationale spijtbetuigingen betreft ligt de zaak genuanceerder omdat zij als lichaam functioneert zonder individuele verantwoordelijkheid.
Duitsland beperkt haar spijt tot de WWII en laat de materiële verantwoordelijkheid doorlopen tot nabestaande in de eerste graad van de gene die daadwerkelijk getroffen zijn. De misstanden die het Heilige Duitse rijk rond de 13e eeuw zouden kunnen worden aangerekend vallen buiten de reikwijdte van dit collectief schuldbesef. Er ligt dus ergens een grens waarop men zich moreel nog verplicht voelt spijt te betuigen, laat staan dit materieel te vertalen.
Toch is dit laatste punt de materiële genoegdoening die de
knip forceert en niet de zuiver morele overweging om tot spijtbetuiging te komen. Voor schadevergoeding dient er immers een causaal verband te bestaan tussen aangedaan leed en de daaruit voortvloeiende schade die men heeft opgelopen. Is dat verband te ver verwijderd, dan vervalt de rechtsgrond. Ergo, vervalt de rechtsgrond dan vervalt ook de morele verplichting tot spijtbetuiging. Dit brengt met zich mee dat indien men de kritische grens heeft gepasseerd, de gezochte
vergeving een doel op zich wordt.
Bijna instinctief kon de Paus om die reden in 2000 zijn verontschuldigingen aanbieden voor het optreden van de Inquisitie. In zeker opzicht nutteloos maar zeker niet betekenisloos. Doordat hij als
lichaam sprak, ontsloeg hij nadrukkelijk het
individu van die verantwoordelijkheid.
Ik meen dan ook dat de minister van BZ niet voor mij gesproken heeft. Nog minder geloof ik in de heilzame werking van dit soort, over de tijd heen getilde, schuldbetuigingen. Die gezochte vergeving staat namelijk in relatie tot zichzelf en niet tot de ander.