Oxidatie getallen kun je bepalen als je enkele regeltjes vanbuiten kent:
1) Het oxidatie getal in monoatomische ionen is gelijk aan de lading.
vb. Cu+2, het oxidatie getal is + II (men schrijft OG altijd in romeinse cijfers)
2) In enkelvoudige stoffen is het oxidatie getal 0.
vb. Na, Cl2, ...
3) Enkele elementen hebben (vaak) een vast oxidatie getal zoals:
F, altijd -I
H, altijd +I, behalve in metaalhydriden zoals CaH2waarbij het OG van H -I is
O, altijd -II, behalve bij peroxiden (vb. H2O2 met OG -I), superoxiden (vb.NaO2 met OG -I/2) en bij OF2(met OG +II)
4) De som van de oxidatiegetallen is gelijk aan de lading van het gehaald (vb. H2O, met H +I en O -II)
5) Aan de plaats van het element in het periodiek systeem kun je vaak ook het OG afleiden, zo zijn elementen van groep 1 vaak +I (H, Li, Na), elementen voor de edelgassen vaak -I, etc.
Als ik nu je eigen voorbeeldje zou moeten oplossen van PO4-3:
OG van O: -II x 4 = -8 (puntje 3)
De totale lading van het fosfaat ion is -3
Dus de lading van P is +V (puntje 4)
Great minds discuss ideas, small minds discuss people.