1. In griffiths word uitgegaan van
\(\hat{A}|\psi (t)>\)
. In de heisenberg picture zijn de operatoren tijdsafhankelijk en de toestanden zijn telkens hetzelfde (meestal de toestand op t=0).
Bij schrodinger geldt
\(|\psi (t)> = \hat{U}|\psi (0)>\)
waarbij de evolutieoperator
\(\hat{U}(t) = \exp \left( \frac{-i \hat{H}t}{\hbar}\right)\)
de tijdsevolutie geeft. H is de gekende hamiltoniaan uit de schrodinger vergelijking.
Je kan dus je golffuncties splitsen in evolutie en een constant gedeelte.
De twee pictures zijn uiteindelijk volledig equivalent.
In het boek van Dalibard & Basdevant wordt eventjes geraakt aan het Heisenberg picture (denk hoofdstuk 7). Ik weet niet of het makkelijk te vinden is (online), je moet dan ook wel de oplossingen vinden omdat het een oefening is.
2. Je hebt het over de Maxwell vergelijkingen. Maar daar wordt klassiek gewerkt. Waarin E gemeten wordt.
Hier hebben ze het over de operator
\(E=E^{(+)}+E^{(-)}\)
. Hierin hebben de (inherent) complexe delen, die ook in de Maxwelltheorie voorkomen, wel een betekenis in het quantummechanische geval.
In de klassieke Maxwell theorie worden die complexe velden beschouwd als handige mathematische constructies.
In de kwantummechanica komen ze overeen met absorptie resp. emmissie van individuele fotonen.
3. Wat jij klopt. Maar zij hebben het over matrix elementen.
Je weet (of misschien niet) dat de operatoren in kwantummechanica voorgesteld kunnen worden als matrices.
Dan heb je de matrix elementen
\(A_{fi}=<f|\hat{A}|i>\)
.
Als je dan A op |i> laat inwerken krijg je in het algemene geval een 'gemengde' toestand.
Die matrix elementen komen overeen met de
\(C_n\)
in
\(\Psi = \sum_n C_n \psi_n\)
die Griffiths meestal gebruikt.
Als ergens iets niets duidelijk is aarzel dan niet om verdere hulp te vragen.