Het begon allemaal met de presentatie van Steve Mould:
http://www.cbsnews.c...iphoning-beads/
Grote vraag: waarom loopt de ketting niet gewoon over de rand van het glas, maar ontstaat er een boogje? Dit gaf aanleiding tot zeer veel discussie op het internet, zo ook hier op ons Wetenschapsforum:
http://www.wetenscha...ain-phenomenon/
Ondanks verwoede pogingen lukte het ons niet een bevredigende verklaring voor de hoogte en breedte van het boogje te vinden. Gaandeweg ontstond de indruk dat er iets essentieels aan onze pogingen tot verklaring ontbrak, en langzaam aan gaf iedereen het op. Het topic is inmiddels zo lang geworden dat er niet meer door te komen is. Het is dan ook niet de bedoeling de oude discussies nieuw leven in te blazen, maar wel om een veelbelovende nieuwe verklaring van Biggins en Warner te toetsen. Zie daarvoor:
http://www.youtube.c...h?v=-eEi7fO0_O0
http://arxiv.org/pdf/1310.4056v2.pdf
http://arxiv.org/pdf/1401.5810v1.pdf
Probleem is dat die verklaring in principe alleen voor langwerpige schakels en niet voor ronde kralen werkt. Zodra de kralen echter dicht bij elkaar zitten duwen ze tegen elkaar aan wanneer de ketting een plotselinge bocht naar boven maakt. In dat geval krijg je toch het effect van langwerpige schakels, en blijft de door Biggins en Warner gegeven verklaring van toepassing.
Maar kijk nu nog eens naar hun filmpje vanaf 10:30. Bij de bolletjes ontstaat geen boogje, maar waarom? Een verklaring zou heel goed kunnen zijn dat de draad met bolletjes niet genoeg snelheid maakt omdat de afzonderlijk bolletjes voortdurend hard tegen de rand van het glas aan knallen. Met andere woorden de bolletjes zitten te ver van elkaar. Als de bolletjes dichter bij elkaar zitten, komt er mogelijkerwijs wel een boogje. Dat zou dan de door Biggins en Warner gegeven verklaring tegenspreken.
Om de verklaring van Biggins en Warner nader te toetsen is het dus zaak een kralenketting te maken waarbij de kralen ruim de diameter van de kralen (maar ook niet meer) als tussenruimte hebben; de opeenvolgende kralen zitten elkaar bij het uit de pot trekken van de ketting dan niet meer in de weg. Ook moet de pot een brede ronde rand hebben, zodat de afzonderlijke kralen daar niet frontaal tegenaan knallen maar (bij het opstarten) in een vloeiende beweging overheen glijden. Verder moet het koord waarop de kralen geregen zijn voldoende flexibel zijn, zodat de ketting bij het opstijgen uit de pot zonder problemen een vrij scherpe bocht kan maken. Wanneer Biggins en Warner gelijk hebben mag er zelfs in de boven beschreven situatie geen boogje optreden, en zal de ketting strak over de rand van de pot moeten blijven glijden.
Ik heb zelf een dergelijke kralenketting geregen en een pot met brede ronde rand aangeschaft, en inderdaad blijkt er dan geen boogje meer op te treden:
Dit bevestigt de verklaring van Biggins en Warner. Het zou mooi zijn wanneer anderen mijn proefje nog eens willen herhalen (eventueel met een net iets andere opzet), zodat we kunnen nagaan of het gevonden resultaat robuust is. Mocht dat zo zijn, dan mogen we er (voorlopig) wel van uitgaan dat Biggins en Warner het - in essentie - bij het rechte eind hebben.