atavistisch onderbewustzijn? Daar heb ik nog nooit van gehoord. Leg eens uit? Je beschrijft het alsof het een onafhankelijke beslissingsentiteit is.
Sorry voor het wachten en de grote lap tekst dat volgt, maar voor de duidelijkheid kon ik niet anders...
Zoals wordt beweerd heeft de mens twee bewustzijnsvormen. Dat zijn het bewustzijn en het onderbewustzijn. Soms lijkt het er op dat er tamelijk weinig over bekend is. Maar als we deze vormen van bewustzijn beschouwen als niet meer dan kenmerken die ontwikkeld zijn voor specifieke doeleinden, net als vingernagels, ogen en baarden, dan wordt het al minder raadselachtig. Daarom wil ik de evolutie van deze twee bewustzijnsvormen eens uitbeelden.
In de miljoenen jaren dat onze voorouders zich tot vissen ontwikkelden, verwierven zij zich een hartslag, ogen, een spijsverteringsstelsel en een aantal andere bijbehorende zaken, waarover onze soort nog steeds in de een of andere vorm beschikt. De hersenen ontwikkelden zich als beleidscentrum. Onze hersenen lijken misschien, net als de moderne computers, erg ingewikkeld, maar zowel de hersenen als computers zijn voor het grootste deel grote verzamelingen van vrij eenvoudige circuits.
Boodschappen komen een computer- of hersencircuit binnen en in antwoord daarop worden er een of meer boodschappen naar verschillende plaatsen uitgezonden. Wanneer bij voorbeeld een vis een grotere vis ziet met grote tanden, vormt dit beeld een optisch signaal, dat naar een hersencircuit gaat, dat op zijn beurt onmiddellijk een boodschap naar de staartspieren stuurt om deze te vertellen sneller te bewegen.
Het grootste deel van de activiteiten van onze vis-voorouders bestond uit het stimulus-respons-type, dat geen bewuste beheersing vereiste. De mensen van vandaag vertonen nog steeds dergelijke stimulus-respons-activiteiten. Als wij bij toeval iets scherps of heets aanraken, wordt onze hand snel teruggetrokken zonder dat bewust te willen doen. Het is erg handig dat dit kan. Al was het alleen al omdat reflexen sneller werken dan bewust beheerste bewegingen.
Hadden onze vis-voorouders een bewustzijn? Het antwoord daarop moet ja zijn. Niet veel natuurlijk, maar zij hadden zintuigen die hun lieten weten wat er rondom hen gebeurde. Zij hadden reflexen die voor bepaalde handelingen zorgden. Zouden ze vluchten of zouden ze vechten? Ze moesten beslissingen nemen om ofwel rechts ofwel links weg te duiken.De hersenen kunnen nooit groot genoeg zijn om de overgeërfde reflexen te bevatten, die perfecte oplossingen geven voor alle problemen van het bestaan. Dus moeten reflexen beschouwd worden als algemene oplossingen voor de problemen van het overleven. Het bewustzijn is gelokaliseerd in de hypothalamus, en zijn taak is het enigszins modificeren van de reflexhandelingen, wanneer de omstandigheden dat vereisen.
Een paar tijdperken nadat onze voorouders vissen waren geworden, kropen zij uit het water en werden zij reptielen. Hun lichamen gingen zich aanpassen aan de problemen van het leven op het droge. Hun hersenen veranderden ook. Maar deze reptiel-voorouders hoefden wat dit betreft niet helemaal opnieuw te beginnen. Veel van de hersencircuits van de vissen waren nog steeds helemaal te gebruiken - circuits, die bijvoorbeeld zaken als slikken en elimineren regelden. Dus terwijl er zich nieuwe circuits in de hersenen van de reptielen ontwikkelden, bleef het grootste deel van de vissehersenen in stand. Dat is nog steeds in stand.
Onze voorouders doorliepen vele daarop volgende stadia van de evolutie, maar elke verandering in hun lichaam behield alle voorgaande hersencircuits, die nuttig waren. In feite maakt elke stap alle hersencircuits alleen maar nutteloos. Maar het is een evolutiewet, dat kenmerken, die zich eenmaal ontwikkeld hebben, niet voor de soort verloren gaan, tenzij een verandering in het milieu deze kenmerken tot handicaps maakt.
Dus tegenwoordig hebben wij in onze achterhoofden nog de restanten van de hersenen van een vis. De bovenzijde en de voorkant van deze hersenen zijn reptielhersenen. Er zit ook nog een deel vroeg-zoogdierlijke hersenen in, een paar andere hersentypen en ook nog het grootste deel van de hersenen van een antropoïde aap. Elk van deze hersendelen bestaat uit een verzameling circuits van zenuwcellen, en deze circuits vervullen nog steeds dezelfde functie als vroeger.
De verschillende hersendelen die wij van onze voorouders hebben overgehouden, worden gezamenlijk de oude hersenen genoemd. De rest wordt gevormd door de nieuwe hersenen. In de oude hersenen liggen de circuits die de instincten en reflexen bevatten. De zintuigcentra liggen daar ook allemaal in.
De nieuwe hersenen bevatten ons bewustzijn, en de functie daarvan is het oplossen van problemen, waarvoor de oplossingen niet in circuits van de oude hersenen liggen gecodeerd. De nieuwe hersenen hebben zelf echter geen verbindingen met de buitenwereld, en ook geen contacten met de wereld binnen in ons, trouwens. Alle gegevens, die de nieuwe hersenen binnenkomen, worden daaraan doorgegeven door de oude hersenen. Bovendien bevatten de oude hersenen circuits, die in staat zijn om vele problemen op te lossen. Dus komt het vaak voor dat, wanneer er een boodschap bij de oude hersenen binnenkomt die een bepaalde handeling vereist, de oude hersenen de noodzakelijke handeling zullen regelen en alle kennis daaromtrent aan de nieuwe hersenen zullen onthouden. Dit is een heel belangrijk punt om te onthouden met betrekking tot onze hersenen.
Onze ogen, bij voorbeeld, zijn ontwikkeld voor gebruik onder water. Het oppervlak van onze ogen moet nog steeds met zout water vochtig gehouden worden. Wij hebben traanklieren ontwikkeld om dit water te maken en wij hebben oogleden ontwikkeld om dit water bij het knipperen over onze ogen te verspreiden. Er zitten zenuwuiteinden op onze oogballen, die onze oude hersenen ervan op de hoogte houden, wanneer het oogoppervlak droog wordt. In antwoord op deze boodschap sturen de oude hersenen een signaal naar de spieren, dat opdracht geeft om te knipperen en dat doen ze dan ook. Natuurlijk kunnen wij op elk moment dat wij dat willen knipperen, maar het zou erg afleidend zijn als wij elke vijf seconden bewust met onze oogleden moesten knipperen. Daarom zorgen de oude hersenen in onze plaats voor deze functie en vallen zij de nieuwe hersenen niet lastig met details over wat er gebeurt.
Dit is in het kort de reden waarom wij twee bewustzijnsniveaus hebben. De oude hersenen houden zich bezig met de routinematige onderhoudsproblemen, die verband houden met het instandhouden van ons lichaam. Het is niet nodig dat het bewustzijn weet wat er aan de gang is en daarom weet het dat ook niet. De oude hersenen bevatten ook circuits, die optreden als oplossingen voor externe problemen. De oude hersenen geven in deze gevallen soms een beperkte hoeveelheid gegevens door aan de nieuwe hersenen, maar soms ook niet.
Wij hebben allemaal wel eens gelezen over mensen, die in ernstige moeilijkheden zaten, misschien in een gevecht, en die ernstig verwond waren, maar daar niets van voelden totdat het gevecht afgelopen was. Een paar miljoen jaar geleden hadden onze voorouders nog geen sterk ontwikkeld bewustzijn. Alle gevechten waren toen ook serieus, en als zij tijdens die gevechten pijn gevoeld hadden, zou dat een afleiding gevormd hebben, mogelijk een fatale. Het zou ook nutteloos geweest zijn om tijdens het gevecht pijn te voelen, want er kon op dat moment toch niets aan de verwonding gedaan worden. Daarom werd het gevoel van pijn onderdrukt, totdat er tijd was om de wonden te likken of wat onze voorouders er dan ook aan deden.
Al onze zintuigen werken min of meer op dezelfde manier. De meesten van ons moeten eerst gaan liggen om te slapen voor zij zich opeens bewust worden van het tikken van een klok of het drup, drup, drup van een kraan. Deze geluiden begonnen toen niet opeens; zij werden door ons onderbewustzijn gecensureerd om eigen redenen, totdat het onderbewustzijn er zeker van was, dat wij tijd hadden om iets aan die geluiden te doen.
Elk onbekend geluid is een potentiële bedreiging van het bestaan. Het bewustzijn weet, dat geluiden als het tikken van een klok en het druppelen van een kraan geen bedreigingen zijn. Maar het onderbewustzijn maakt zich zorgen om deze geluiden. Het onderbewustzijn laat ze niet alleen door naar het bewustzijn, maar draait de volumeknop omhoog. Daarnaast verstuurt het onderbewustzijn ook berichten, die tot gevolg hebben dat er een druppel adrenaline in het bloed wordt afgescheiden als stimulans voor het geval dat de geluiden door iets schadelijks werden voortgebracht.
Zo ongeveer het enige wat men dan kan doen in zulke gevallen is wachten. Het onderbewustzijn zal uiteindelijk de geluiden klassificeren als toevallige geluiden en niet als mogelijke bedreigingen. Dan wordt de volumeknop weer naar beneden gedraaid. Tussen haakjes, er lijken geluiden te bestaan, waarmee het onderbewustzijn vertrouwd is. Bij voorbeeld, het geluid van regen, golfslag en de wind. Deze geluiden, zo kan men veronderstellen, waren ook aan onze voorouders bekend, en wel zodanig dat er hersencircuits gevormd zijn die een soort geheugen vormen om deze geluiden automatisch als toevallig te klassificeren en als niet-bedreigend.
Ons reukzintuig werkt op ongeveer dezelfde manier. Men kan er zeker van zijn dat onbekende geurtjes voor onze voorouders onplezierig waren, want alles wat onbekend was moest als mogelijke bedreiging beschouwd worden. Na een tijdje echter, als er geen vijand kwam opdagen, zou de voortdurende ontvangst van die geur niet prettig geweest zijn. Het zou afleidend gewerkt hebben. Dus, net als bij toevallige geluiden, worden toevallige geuren weggefilterd. Denk er eens aan hoe de arbeiders in leerlooierijen in staat zijn om de stank te verdragen. Zij kunnen dit alleen omdat zij de vieze lucht niet ruiken na een gewenningsperiode.
Gewone mensen zeggen: 'Zij raken gewend aan de lucht.' Wetenschappers hebben de neiging iets te mompelen over het verzadigd raken van de reukreceptoren. Noem het wat je wilt, maar alle zintuigen zijn ontwikkeld als hulp bij het overleven. Reukwaarneming die in dat opzicht geen nut heeft, wordt weggefilterd of komt helemaal niet in het bewustzijn terecht.
Denk eens aan onze lichaamsgeuren. Dit zijn ook toevallige geuren, daarom kunnen wij ons zelf niet ruiken tenzij onze geur verandert, misschien door ziekte, wanneer het zin zou hebben om onze eigen luchtjes te ruiken. Veel diersoorten produceren een karakteristieke geur. Deze geuren zijn niet toevallig; zij zijn het produkt van geurklieren in de huid, en deze zijn ontstaan als hulpmiddel bij het overleven, door het produceren van geuren die informatie verschaffen aan andere van dezelfde soort. Vrouwtjes-honden verspreiden bij voorbeeld een geur wanneer zij klaar zijn om gedekt te worden, waardoor mannetjeshonden van kilometers in de omtrek worden aangetrokken. Deze geur doet meer dan alleen maar de mannetjes aantrekken; deze brengt ook reflexen teweeg, die tot gevolg hebben dat de lichamen van de reuen zich voorbereiden op de verwachte handeling.
De hoeveelheid secretie uit de vrouwelijke geurklieren varieert met het niveau van bepaalde hormonen in haar bloedsomloop. De pil remt de afscheiding van deze klieren, en er bestaan aanwijzingen dat vrouwen die de pil gebruiken, hun echtgenoten minder attent vinden. En verder verandert de afscheiding van deze klieren met de leeftijd. Dit zou de reden kunnen zijn, dat zo veel mannen na een aantal jaren impotent worden bij hun eigen vrouw, ook al zijn deze mannen nog wel in staat om op jonge meisjes te reageren.
Het voorgaande mag je al of niet serieus nemen. Experimenten met honden hebben echter aangetoond, dat de lichaamsgeur van mensen geen eenvoudige geur is. Het is een geur die samengesteld is uit meerdere componenten, en elk daarvan draagt informatie over. Om een voorbeeld te geven, één serie van onze samengestelde aroma's weerspiegelt onze etnische afstamming. Dit is helemaal geen nieuwe ontdekking. De vroegste Amerikaanse kolonisten huurden een 'tamme' Indiaan om een jonge hond ongenadig te beproeven. Daarna zou die hond altijd vijandig op in het bijzonder de geur van Indianen reageren. Honden kunnen ook elementen in de samengestelde geur van mensen onderscheiden, die de leeftijd, of ten minste het geslacht en de rijpheid aangeven, en nog een paar andere kenmerken. Er bestaat ook een element, dat blijkbaar uniek is voor elk individu, en dus een perfect identificatiemiddel - behalve dan dat identieke tweelingen dezelfde identificatiestof bezitten. Identieke tweelingen kunnen honden in verwarring brengen.
De neuzen van moderne mensen kunnen al deze elementen niet uit elkaar halen binnen onze samengestelde aroma's. Dit feit, en vergelijkbare andere, hebben aanleiding gegeven voor het geloof, dat onze verre voorouders zintuigen 'gehad moeten hebben', die scherper zijn dan de onze. Uiteindelijk zijn deze samengestelde geuren kenmerken die zich ontwikkeld hebben, en zij hebben zich vast niet ontwikkeld ten gunste van een andere soort. Maar mensen hoeven niet bewust geuren te ruiken of andere reukgegevens op te vangen om daarop te reageren. Alleen gegevens, die volgens ons onderbewustzijn van het hoogste belang zijn, worden aan het bewustzijn doorgegeven. Gegevens over het geslacht van iemand die dicht bij je is, zijn zaken, die alleen maar leuk zijn om te weten, en je onderbewustzijn heeft die gegevens.
Gegevens over het feit, dat iemand dicht in de buurt van een andere etnische afkomst was dan jij, waren voor de overleving van onze voorouders van vitaal belang, en dit gegeven kan nog steeds bewust opgemerkt worden. Maar al te goed, volgens vele toeristen, die vinden dat het meest onaangename van reizen de geur van buitenlanders is.
Experimenten hebben bewezen dat onze zintuigen veel scherper zijn dan wij ons realiseren. Zwakke prikkels dringen echter niet altijd door tot het bewustzijn. Dat deze zwakke prikkels door het oude hersendeel worden waargenomen, wordt bewezen door de manier waarop het onderbewustzijn, in actie als een padvindertje, het lichaam voorbereidt op verwachte actie, door verschillende klieren te activeren of door het afscheiden van verschillende stoffen in het bloed.
Gegevens over bedreigingen voor het bestaan, zoals de geur van leeuwen, gingen evenwel heel snel en nadrukkelijk door naar het bewustzijn. Gegevens over vrienden of vriendinnen waren echter zelden een kwestie van leven en dood, daarom kon het onderbewustzijn wel even wachten met het bewustzijn deze zaken te laten weten. Gegevens over voedsel werden prompt doorgegeven, of niet, dat hing af van de mate van honger op dat moment van onze voorouders. Het onderbewustzijn kent zijn eigen regels voor het doorgeven van gegevens aan het bewustzijn, en deze regels zijn niet de onze.
Laten wij eens kijken naar ons gezichtsvermogen voor een paar voorbeelden over hoe ons onderbewustzijn soms een spelletje speelt met ons bewustzijn. Wanneer een van onze verre voorouders een boom zag, dan kun je er zeker van zijn dat hij niet elk blaadje bewust in de wind zag dansen. Dat doen wij ook niet. Het kost bewust inspanning om dergelijke details op te merken, daarom ontving het bewustzijn van onze voorouders alleen genoeg gegevens om een boom als een boom te kunnen identificeren, en dit was voor hun overleving genoeg. Maar soms ook niet. Die door de zon gespikkelde plek op een tak zou wel eens een luipaard kunnen zijn. Het was voor onze voorouders heel belangrijk om zich bewust te zijn van luipaarden.
Maar luipaarden hebben een ontwikkeling doorgemaakt gericht op moeilijk te onderscheiden te zijn. Om dit dilemma te vermijden hebben onze voorouders het vermogen ontwikkeld om niet zozeer de luipaarden zelf op te merken, maar de plekken waar luipaarden zich verborgen zouden kunnen houden. Het onderbewustzijn ontvangt alle optische gegevens en zoekt daarin naar plekken, die er een beetje vreemd of op de een of andere manier ongebruikelijk uitzien, zoals een tak bij voorbeeld, waar de zon niet op precies dezelfde manier door de bladeren heen scheen als op de andere takken.
Wij hebben ons zodanig ontwikkeld, dat wij eerder zien wat er fout is dan wat er goed is. Zo zijn wij nu eenmaal. Een vrouw kan een pas geschilderde kamer binnenlopen en helemaal niet zien wat de schilder goed deed. Maar zij zal onmiddellijk elk plekje opmerken dat de schilder niet raakte, en elk verfspatje op het raam.
Wij zijn een soort bestaande uit pietlutten. Vrouwen zijn hier beter in dan mannen. De reden is, dat onze mannelijke voorouders het zich konden permitteren om risico's te nemen, die voor onze vrouwelijke voorouders fataal geweest zouden zijn. Mannen gedragen zich nog steeds alsof zij zich kunnen permitteren meer risico's te nemen dan vrouwen. Als bewijs moet je bedenken, hoe mannen en vrouwen misschien wel hetzelfde gezichtsvermogen hebben en een identieke rijvaardigheid, maar vrouwelijke bestuurders zien en houden ook rekening met risico's die mannelijke bestuurders ook wel zien, maar waar ze geen acht op slaan.
Vroeger, toen een van onze voorouders plotseling een leeuw zag, liet zijn of haar onderbewustzijn onmiddellijk de identificatie door naar het bewustzijn. Zoals echter bij het zien van bomen, was het geen voordeel om veel details door te geven, en er bestond de kans, dat er schade zou kunnen voortkomen uit te veel detaillering. Het deed er voor onze voorouders niet veel toe of zij wisten dat de leeuw, die hen achtervolgde een gescheurd oor of een litteken op zijn poot had. Een leeuw was een leeuw. En een leeuw was een vijand. Daar bestonden geen uitzonderingen op. Zo stonden de zaken gedurende miljoenen jaren.
Vervolgens troffen onze voorouders echter al snel dodelijker vijanden dan leeuwen. Deze vijanden waren letterlijk alle leden van de eigen soort, die niet leden van dezelfde groep waren. Tenminste, alle vreemde volwassen mannen waren vijanden van alle andere mannen, en deze situatie bleef zo gedurende vele miljoenen jaren. In ieder geval lang genoeg om instincten te doen ontstaan.
Tegenwoordig wordt ook nog, hoewel wij geleerd hebben om dit niet naar buiten te laten blijken, het gezicht (en ook het geluid en de geur) van elke vreemde man automatisch door het mannelijk onderbewustzijn geklassificeerd als een ware bedreiging van het persoonbestaan. Hoe vreemder, hoe groter de bedreiging ook is. Zelfs wanneer de vreemdeling er bekend uitziet, wordt automatisch de waarde geschat van de gevechtskwaliteiten van de vreemdeling. Wij zeggen dan: 'Hij ziet eruit alsof hij zich wel kan redden in een knokpartijtje' (of) 'hij is niet een type om in een donker steegje tegen te komen.' Deze reactie is automatisch, daardoor instinctief, en daardoor een sleutel tot de activiteiten van onze voorouders. Deze reactie is irrationeel in het moderne milieu, dat weet ik ook wel. Maar deze reactie was de enige rationele reactie gedurende miljoenen jaren, en wanneer bepaalde reacties of andere kenmerken zich eenmaal ontwikkeld hebben, verlaten deze niet snel de soort.
Het is waar, dat er menselijke individuen bestaan, die een toevallige genetiscbe verandering hebben ondergaan, waardoor deze mensen vreemden niet als vijanden beschouwen. Maar deze vorm schijnt bij mensen een negatieve overlevingswaarde te hebben.
Veel, zo niet het merendeel van de moderne mensen klassificeren vreemden onbewust als vijanden. De fijne details met betrekking tot het uiterlijk van vreemden werden aan het bewustzijn van onze voorouders onthouden als onnodig en afleidend. En de fijne details met betrekking tot vreemdelingen worden ook nu nog aan ons bewustzijn onttrokken. Een modern gevolg daarvan is een zogeheten slecht geheugen voor gezichten. Daarbij kan men denken aan het feit, dat slachtoffers van overvallen zo zelden in staat zijn om bruikbare signalementen aan de politie te geven.
De gecensureerde informatie wordt echter niet weggegooid. Het wordt ergens in onze hersenen opgeslagen om weer te voorschijn gehaald en gebruikt te worden, als dat volgens de regels van ons onderbewustzijn nodig is. Als extreem voorbeeld kun je denken aan het feit, dat veel mensen, die dicht bij de verdrinkingsdood zijn geweest, verteld hebben dat zij op dat moment 'in een flits hun hele leven zagen'. Wij mogen aannemen dat deze openbaring het resultaat was van het openzetten van de geheugenbanken door het onderbewustzijn in de hoop dat het bewustzijn er gegevens, die van nut zouden kunnen zijn, uit zou halen.
Tweederde van onze hersenen van drie pond heeft zich ontwikkeld als resultaat van het sociale milieu van onze voorouders in rechte lijn de laatste vijf miljoen jaar. En verder wordt alles wat ieder van ons weet over de buitenwereld of over ons zelf verkregen via de stimuli die onze zintuigen krijgen. De gegevens die door deze stimuli geleverd worden, passeren de oude hersenen op weg naar het bewustzijn. Deze gegevens kunnen onderweg gecensureerd worden. Onafhankelijk daarvan wekken deze gegevens zenuwreflexen op, die sensaties, emoties, 'gevoelens' en een aantal andere reacties teweegbrengen, die ons oordeel beïnvloeden. Al deze mentale reflexen zijn ontstaan als hulpmiddel bij het overleven in een bepaald milieu. De milieus waarin onze fysieke en mentale kenmerken zich ontwikkeld hebben, zijn verdwenen. Sommige van onze geërfde mentale en fysieke reflexen zijn nog steeds waardevol in ons huidige milieu, maar dat geldt zeker niet voor elk daarvan.
Al onze natuurlijke neigingen zijn atavistisch. Al onze natuurlijke impulsen zijn primitief. Beschaving is alleen maar mogelijk, omdat wij onze mentale (en fysieke) reflexen kunnen leren beheersen, net zo als wij een paard kunnen leren stil te blijven staan als er dichtbij een geweer wordt afgeschoten. Wij kunnen ook aangeleerde fysieke en mentale reacties op onze reflexen vervangen door onze natuurlijke reacties.
Maar het feit dat wij onze mentale reflexen kunnen leren beheersen, betekent nog niet dat wij dat dan ook allemaal doen. Veel mensen vertrouwen liever in elke situatie op hun gevoel dan op hun verstand. Wanneer zij dat doen is dat een langzame vorm van zelfmoord. Mogelijk zelfmoord van een ras.
Wat niet kan bestaat niet.