De opdrachtformulering is inderdaad niet goed op deze manier.
De theorie in een nutshell:
Vooraf: een elektrisch veld wordt veroorzaakt door ladingen in de ruimte. Als zich ladingen in een ruimte bevinden, zal een testlading q van 1C kracht ondervinden door de ladingen in de ruimte. De krachtvector die een positieve eenheidslading ondervindt, is de vector van het elektrisch veld.
(1) (veld door een lading Q) Stel er bevindt zich een puntlading Q in de oorsprong. Deze puntlading veroorzaakt een elektrisch veld. Veronderstel een lading q op een plaats buiten de oorsprong. De kracht die q ondervindt van Q kun je vinden met de
wet van Coulomb, dus
omgekeerd evenredig met de afstand in het kwadraat. Omdat F = qE kun je de elektrische veldsterkte t.g.v. Q in de oorsprong vinden door de kracht door de lading te delen. De richting van het E veld wordt bepaald door de richting van de kracht die een positieve lading q ondervindt. Je kunt de lading q interpreteren als een "testlading" waarmee je in gedachten het E veld aftast door de kracht te meten. Deze testlading beïnvloedt het E veld niet.
(2) (lineariteit/superpositie) Als er meer ladingen dan Q1, Q2, ... zich ergens in de ruimte bevinden, dan is het elektrisch veld van een willekeurig punt in de ruimte gelijk aan de vectorsom van de velden t.g.v. de oorspronkelijke ladingen.
(3) (voor gevorderden) Als je praat over ladingsverdelingen krijg je een integraalvorm ipv een som. Hieruit is
de wet van Gauss voor het elektrisch veld af te leiden.