We kunnen enkel in het verleden kijken. De maan is van zo'n 1.3 seconden geleden omdat de maan zo'n 1.3 lichtseconden van ons vandaan staat. De zon zoals we ze zien is de zon zoals ze acht minuten geleden was, omdat de zon zo'n 8 lichtminuten van ons vandaan staat.
Stel dat we een sterrenstselsel zien dat van ons vandaan wegbeweegt door de uitdijing van de ruimte aan superlumineuze snelheden, hoe is het mogelijk dat we zowel de voorste als de achterste ster op een locatie zien in dat sterrenstelsel? We zouden het sterrenstelsel moeten uitéén zien vallen, niet?
We ontvangen het licht van die sterren miljoenen jaren van elkaar verwijderd. De voorste ster is uit een tijdperk, miljoenen jaren later, dan de achterste ster. Toch vinden we ze op ongeveer dezelfde locatie als behorend tot een zelfde sterrenstelsel dat aan superlumineuze snelheden van ons wegbeweegt ten gevolge van de uitdijing van het heelal. Hoe is dat mogelijk?