Dat instrument wordt nogal eens verward met de Crookes Radiometer (
klik).
Nichols radiometer werkt via een veel eenvoudiger mechanisme: aan een zeer dunne kwartsdraad hangen twee spiegeltjes in een vrijwel vacuüm. Dit is dus een heel eenvoudige torsiebalans. Licht (impuls van fotonen) oefent een zeer geringe druk uit. Door een bundeltje licht op een van de spiegeltjes te laten schijnen wordt dit spiegeltje een heel klein stukje teruggeduwd. Het betreft hier een elastische botsing en beide spiegeltjes roteren miniem. Het teruggekaatste licht valt niet meer op de bron, maar een klein stukje ernaast. Zo konden ze de lichtdruk binnen 10% van de theoretische voorspelling (Maxwell) meten.
De beschreven magneet met rotatiemechanisme was nodig om de invloed van eventueel nog aanwezige lucht te kunnen meten. Zoals bij de Crookes radiometer is beschreven speelt aanwezig gas in de opstelling een grote rol. Door nu de spiegeltjes 180 graden te draaien kon dezelfde lichtbron op de absorberende zwarte achterzijde van de spiegeltjes worden gericht, die daardoor wat warmer werd. Mocht er teveel invloed zijn van aanwezige lucht dan zou de Nichols meter zich gedragen als de Crookes meter en bij verhitting van het zwarte vlak juist meer gaan roteren. Bij zeer lage druk (volgens mij beduidend lager dan de 2 mm Hg die in het Wikipedia artikel staat) bleek echter van een dergelijk 'Crookes' effect geen sprake meer.
De inelastische botsing met het zwarte vlak leverde inderdaad een geringere rotatie van de spiegeltjes op dan de elastische botsing met het spiegeloppervlak.