Ik keek net een interessante lezing van prof. Bousso voor peers of collega's, dus geen populair-wetenschappelijke lezing, wat het niet alleen interessanter maakte omdat ik 90% van het gesprokene niet goed begrijp maar ook een stuk lastiger dus.
Het doel van de lezing was kort samengevat: hoe komen we van die vervloekte firewalls af? Omdat zoals een aantal van jullie wel weten dat het ten koste zou moeten gaan van 1 van de 3 pijlers van de natuurkunde: unitariteit, het equivalentieprincipe of de huidig geformuleerde kwantumveldtheorie(ën).
Eén van de te berde gebrachte principes die ik wél tracht te begrijpen is de zogenaamde Rindler space, maar ik wil hier verifiëren of ik het het bij het juiste eind heb, zodat ik zijn verhaal niet misinterpreteer. Wikipedia formuleert het -zoals gewoonlijk bij dit soort taaie materie- niet veel makkelijker.
Mag ik de Rindler space als leek als volgt definiëren:
Het kwadrant in een Minkowski-diagram tussen twee 45-graden lijnen waarbij de 45-graden lijnen overeenstemmen met het pad dat licht aflegt c.q. de lichtsnelheid (op x-as de afstand of gewoonweg 'x' en op de y-as de parameter c*t) waarin hyperbolen de tijdlijnen weergeven die asymptotisch de 45-graden lijnen naderen omdat je nooit de 45-graden lijn kunt bereiken op het pad van de hyperbool (want dat houdt in met de lichtsnelheid reizen)?
Ik snap dat het een beetje lekerige termen zijn, maar zit ik een beetje goed?
En als dit juist is, dan ben ik bereid om mezelf meer te gaan verdiepen in de zogenaamde Hilbert space want dat klinkt in die lezing nóg abstracter en van de wikipagina kan ik helemaal níets maken ;( Het enige wat ik hiervan denk te snappen is dat het een vectorruimte is met 2 of meer vectoren waarvan je het product van die vectoren bij elkaar kunt 'optellen'. Nu lees ik dat het aantal dimensies niet uitmaakt, klopt dit? En wat bepaalt de grootte van deze ruimte, de som van alle dot-products van de verschillende vectoren?
Een wat intuïtievere uitleg zou zeer gewaardeerd worden.
Alvast dank!