@PP: Staat dat los van de versnelde uitdijing van het heelal?
Ja, dat staat los van elkaar, volgens waarnemingen neemt de namelijk de schaalfactor toe in de tijd:
Over een gegeven vaste afstand (bijvoorbeeld een megaparsec) nam volgens vroegere aannames de tussenliggend ruimte toe met een vaste waarde per tijdseenheid, ongeveer met 73 km/s per Mpc. Op 1 Mpc afstand verwijderen objecten zich dan met 73 km/s van ons, op 2 Mpc met 146 km/s en op 1000 Mpc met 73.000 km/s et cetera.
Met een elastiek is dit inzichtelijk te krijgen: We nemen een elastiek van een meter en zetten er iedere cm een streepje op. Nu rekken we dat elastiek met een
constante snelheid van zeg eens een meter per seconde uit. Na een seconde is de afstand tussen naastgelegen streepjes dus 2 cm geworden, een toename van 1 cm per seconde. Maar tussen de verst van elkaar gelegen streepjes is de afstand dus met een meter in die seconde toegenomen. Hoe groter de onderlinge afstand tussen de streepjes, hoe sneller de onderlinge verwijdering bij een
constante expansie. v = H
0r, de recessiesnelheid v is evenredig aan de Hubbleconstante(nu) * de afstand. De 'Hubbleconstante' nu, (H
0) van dit elastiek is dus 1cm/s maal de onderlinge afstand in centimeters en is overal in het elastiek gelijk. Merk op, dat de Hubbleconstante in de tijd
niet constant is.
Astronomen verwachtten dat als ze zeer ver konden kijken, ze een
toename van die universele expansie zouden zien. Het heelal bevat immers massa, en dat zou de expansie af moeten remmen, ook al is dat mogelijk een zeer gering effect. Aangezien ver weg kijken ver terug in de tijd kijken is, was dit de logische conclusie: Vroeger moest het heelal wat sneller uitgedijd zijn dan nu, inmiddels wat afgeremd door de gravitatiekrachten, het geval is.
Tot 1998 was dit dan ook de verwachtte uitkomst van metingen door de Hubble telescoop aan zeer ver verwijderde type Ia supernovae die geacht worden een gelijke lichtkracht te hebben. De astronomische wereld stond op haar kop, toen bleek dat op grote afstand, veel vroeger dus, het heelal
langzamer expandeerde dan nu het geval is. De logische conclusie die getrokken wordt is dat het heelal nu sneller expandeert dan vroeger het geval was, en dat valt met inachtneming van de geaccepteerde natuurwetten zonder het toevoegen van een energiebron niet te verklaren, of de huidige natuurwetten behoeven aanpassing. In het voorbeeldje van het elastiek: Het wordt niet met een constante, maar met een toenemende snelheid uitgetrokken.
Vacuümenergie wordt geopperd, en naarmate er meer ruimte bij komt, komt er meer vacuüm en dientengevolge meer energie. Probleem is dat berekeningen aan deze vacuümenergie (via virtuele deeltjes) een uitkomst geven die te groot is. Niet een beetje te groot, maar een whopping factor 10
120 te groot.
Dan is er het quintessence idee; de ruimte is gevuld met een vreemd 5e element (naar de oude filosofen) dat een tegenovergestelde werking heeft als gewone (baryonische) materie en energie, het stoot af. Er is nog geen spoor van bewijs voor een dergelijke 'etherachtige' exotische stof.
Als derde hoofdlijn is er de MOND (Modified Newton Dynamics) theorie (met vele varianten). Deze theorie stelt voor subtiele aanpassingen te doen aan de wetten van Newton en de Art, waardoor de waarnemingen verklaard kunnen worden. Ook dit is een actief onderzoeksgebied, maar erg opschieten doet het nog steeds niet.
Samengevat: Voor deze versnelde expansie is nog geen enkele goede verklaring, en we noemen het van arren moede tot nu toe maar donkere energie.
Als ik zou moeten gokken, houd ik het op zeer subtiele aanpassingen van de huidige natuurwetten (die dan mogelijk ook dat andere pijnpunt; de onverenigbaarheid van kwantummechanica en art weg zouden kunnen werken). Maar, ik zet er geen geld op hoor.
Kortgeleden werd bekend dat, wederom op basis van Hubble waarnemingen, die versnelde expansie zo'n 5 tot 9 procent hoger ligt dan aangenomen werd. Een waarneming die andere metingen (o.a. die van de Planck satelliet) tegenspreekt:
klik