Ik probeer de bolschilstelling te begrijpen, maar mijn haren gaan recht overeind staan bij een paar aannames die worden gedaan. Ik zit heel vreemd te kijken naar de manier waarop de bolschilstelling de driedimensionale wereld reduceert tot eerst een bolvormig plat vlak (een bolschil), en vervolgens dit bolvormige platte vlak verder reduceert tot een ringvormige lijn (een cirkel). En op die cirkels vervolgens wiskundige formules loslaat, en bij elkaar optelt.
ik geef even een link naar wikipedia waar ik de formules gelezen heb:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bolschilstelling
Ik heb zelf de gedachte dat je eerst een bolschil met enige dikte moet begrijpen, voordat je verder mag gaan naar een oneindig dunne bolschil.
Ga je zo'n dikke bolschil opdelen in segmenten, dan doe je dat in dit geval door een vorm op het oppervlak te tekenen, bijvoorbeeld een driehoek, of een zeshoek, of een cirkel. Vervolgens maak je dit vormpje driedimensionaal door het te beschouwen als basis van een kegelvorm, de punt van deze kegel bevindt zich precies in het middelpunt van de bol. Maar deze kegelvorm is nu nog te groot, want de bolschil is hol van binnen, dus er moet weer een vormpje van af getrokken worden, ook weer een kegelvorm. Wat je overhoudt is je bolschilsegment. Dit segment loopt dus een beetje taps toe omdat het een kegelsegment is. Dit betekent dat het zwaartepunt van dit segment niet precies halverwege de dikte van het segment ligt, het zwaartepunt ligt iets verder naar buiten, omdat daar iets meer massa zit.
Nu vraag ik mij af of de klassieke bolschilstelling wel rekening houdt met dit verschoven zwaartepunt?
Ik zal een voorbeeld geven van waar het volgens mij mis gaat. Op wikipedia wordt op een gegeven moment het oppervlak van een ring gelijkgesteld aan (2πRsinθ)*(Rdθ): 'Het infinitesimaal kleine oppervlak van de band dA, is zijn omtrek (2πRsinθ) maal zijn breedte (Rdθ).' Maar ik zet mijn vraagtekens bij deze formule. Volgens mij is het oppervlak van een platte ring uit te rekenenen door een ring te beschouwen als het oppervlak van een grote cirkelschijf minus een kleinere cirkelschijf. Niet door de straal maal de dikte. En deze ring in de bolschilstelling is niet plat maar ruimtelijk. Het oppervlak van de ring en zijn middelpunt bevinden zich niet in hetzelfde vlak, de ring lijkt meer op een segment van een holle kegel. En voor elk ringvormig segment van de bolschil is deze hoek anders. Maakt het dan voor het infinitessimale oppervlak niet uit of de ring plat is of kegelvormig? Ik zie niet dat de bolschilstelling rekening houdt met al deze verschijnselen.
Bovenstaande is dus een voorbeeld van het omzetten van de 2-dimensionale bolvorm tot een 1-dimensionale cirkelvorm. Maar ook de manier waarop de bolschilstelling een 3-dimensionale bolvorm omzet tot een een optelsom van 2-dimensionale bolschilvormen begrijp ik niet helemaal. Zoals gezegd vermoed ik dat het misgaat op het moment dat van bijna alle deelvormpjes, dφ, dR, etc, de ‘zwaarpunten’ niet precies halverwege de dikte liggen.
Verder wil ik graag opmerken dat in werkelijkheid elk voorwerp met massa bestaat uit een grote verzameling van deeltjes (puntmassa's) en niet uit gelijkmatig verdeelde massa's. Ik kan me wel heel goed een bolschil voorstellen van 1 atoomlaag dik, die gelijkmatig gevuld is met atomen. De zwaartepunten van al deze puntmassa's in zo'n bolschil liggen wel allemaal op een infinitesimaal dunne bolschil, en de massa is hier bij benadering ook wel te beschouwen als gelijkmatig verdeeld over dit oppervlak (het gaat alleen mis als de afmeting van een atoom in de bolschil relatief groot wordt t.o.v. de afstand tot m, ook dan verschuift het zwaartepunt weer). Maar dat is eigenlijk een ander verhaal, dan heb je het niet meer over Newton. Iets voor later