Grammaticaal wordt het in
ANS (Algemene Nederlandse Spraakkunst) zo uitgelegd: "In voorzetselconstituenten met een bepaald hoofdtelwoord die een hoeveelheid uitdrukken die groter, kleiner of ongeveer zo groot is als de door het telwoord aangeduide hoeveelheid, kan of moet een bepaald lidwoord gebruikt worden. Het gaat om de voorzetsels: boven, over en in ('groter/meer dan'); beneden, onder, binnen en tegen ('kleiner/minder dan'); rond en de combinatie om en nabij"
De link naar het stukje in ANS geeft voorbeelden.