De sinusfunctie is een functie die de reeele getallen 'vertaalt' naar een waarde in het interval [-1,1]. De inverse sinus doet dit de andere kant op. Dit kan alleen voor waarden in het interval [-1, 1]. Voor een getal buiten dit interval bestaat er immers geen waarde x zodat sin(x) gelijk is aan een getal dat buiten het interval [-1,1] valt.
Teken voor de sinusfunctie, de cosinusfunctie en de tangensfunctie eens. Als je bij deze functies van een waarde op de x-as recht omhoog/omlaag gaat en dan bij het snijpunt richting de y-as dan vind je de waarde van de functie op de y-as. Het omgekeerde proces (van de y-as naar de x-as via de functiewaarde) is de inverse operatie. Bekijk of dit mogelijk is voor bijvoorbeeld y = 2 voor elk van de functies.
Bekijk tevens het gedrag van de tangensfunctie rondom \(x = \frac{\pi}{2}\).
Als laatste een waarschuwing over invoer: π/2*1,125. Wordt dit als (π/2)*1,125 of als π/(2*1,125) geinterpreteerd door jouw rekenmachine?
ah, super bedankt. ik begrijp wat ik fout heb gedaan.
π/2*1,125 wordt als (π/2)*1,125 geinterpreteerd, maar dat nu terzijde.