Waarom spreekt men nooit van het waarneembare universum?
Kosmologen bedoelen met het universum altijd het waarneembare universum.
Dat de oerknal zich ca. 13,8 miljard jaar geleden plaatsvond is (als ik me niet vergis) grotendeels gebaseerd op metingen van temperatuurfluctuaties in de kosmische achtergrondstraling,
Nee, dat is de verkeerde volgorde. De leeftijd van het heelal komt voort uit het terugrekenen van de expansiesnelheid. Nu zo groot, dan vroeger zo klein, en 13,8 miljard jaar geleden een punt.
Daaruit volgt dan ook, dat kort na de oerknal het heelal zo afgekoeld moest raken dat de gemiddelde temperatuur er ongeveer 3000 graden was. Aangezien bij temperaturen hoger dan 3000 graden waterstof geïoniseerd is, en daardoor als een soort mist ondoorzichtig wordt, werd gehypothetiseerd dat er dus een 'eerste licht' achtergrond zou moeten bestaan met een temperatuur van ongeveer 3000 graden. Bij temperaturen lager dan 3000 graden kan licht vrij reizen door waterstofgas, het heelal wordt doorzichtig. Aangezien uit de kosmologische modellen blijkt dat sedert dat moment de diameter van het heelal ruim 1100 keer groter is geworden, moest er dus een achtergrondstraling bestaan van ongeveer 3000/1100 = 2,7 Kelvin (dit volgt uit de wet van Stefan-Bolzmann, de expansie en toename van de golflengte van de straling).
Dat was in 1948, en een reeks wetenschappers daarna kwamen tot gelijksoortige theoretische bevindingen. Toen in 1964 Penzias en Wilson min of meer per ongeluk een zeer gelijkmatige ruis, afkomstig van alle richtingen en met een golflengte van ongeveer 1 mm (microgolven) waarnamen, kwamen zij tot de conclusie dat dit die hypothetische straling moest zijn, ze is overeenkomstig een achtergrondtemperatuur van 2,7 K, en de waarnemers leverden daarmee een van de sterkste bewijzen voor de oerknaltheorie, waarvoor zij de Nobelprijs ontvingen.
Die kosmische achtergrondstraling is zeer gelijkmatig, maar er zijn geringe fluctuaties; gebieden waar het een paar miljoensten Kelvin warmer of kouder is. Ook dat werd voor de waarneming al bedacht. Als de kosmische achtergrondstraling volledig gelijkmatig zou zijn, impliceerde dat een perfect homogeen heelal. In een perfect homogene omgeving kan materie niet samenklonteren, daarvoor zijn heel kleine dichtheidsvariatie noodzakelijk.
Ik bedoel ... hoe kunnen wij dat dan weten?
Dat weten we niet. Het kan goed zijn dat het totale heelal ook bij de oerknal al oneindig groot was, het waarneembare heelal was (nagenoeg?) een punt. Wat er voorbij de waarnemingshorizon (de 'rand' van het waarneembare heelal) is, en hoe groot het is weten we niet en kunnen we waarschijnlijk ook nooit weten. Wel is waarschijnlijk dat het totale heelal heel veel groter is dan het waarneembare-.
Ook weten we niet hoe het heelal er uit zag voor ongeveer een miljoenste seconde na de oerknal. Hier een soort tijdlijn, en met name de energie die in de LHC van Cern opgewekt wordt is interessant. Vanaf dat moment kunnen we de theorie testen, daarvoor is het grotendeels hypothese en zelfs speculatie.
![Afbeelding](https://sciencetalk.nl/forum/forumdata/uploads/monthly_12_2016/post-28644-0-96789800-1481546316.jpg)
klik voor vergrote weergave
Wil je wat uitleg lezen bij deze tijdlijn, die staat in het Cern artikel (
klik)