Vanmiddag die proef gedaan.
Omdat goud en zilver hier niet per kilo voorhanden zijn, heb ik mij beholpen met lood en messing. Nadeel hiervan is dat het dichtheidsverschil tussen lood en messing (1,364:1) een stuk lager is dan die tussen goud en zilver (1,841:1). Daarom ben ik niet van de op zich redelijke 70-30 verhouding maar van 50-50 uitgegaan, wat theoretisch bij 1 kg 50/50 lood/messing een volumeverschil van 15,19 cm
3 op moet leveren ten opzichte van 1 kg 100% lood. Dat is redelijk in verhouding met de 13,07 cm
3 verschil tussen 1kg 100% goud en 1 kg 70-30 goud-zilver.
De materialen en 'meetopstelling':
4 staafjes lood van 250 gram ieder en een staf messing van 500 gram. Een pan van 20 cm diameter, een soeplepel, een trechter die aan het uiteinde met wat kneedwas en een injectienaald omgebouwd was tot druppelaar. Ik heb de opstelling bewust zeer primitief gehouden, en geen moderne middelen gebruikt (ok, op dat statiefje na dan).
- IMG_20171215_133309593 1505 keer bekeken
- IMG_20171215_145112525 1505 keer bekeken
Eerst heb ik de druppelinhoud van de soeplepel (sl) gemeten: 407 tot 413 druppels bij drie keer meten, 410 druppels gemiddeld.
De pan iets schuin gezet, met een stukje keukenpapier er onder als verklikker (bij een horizontale pan was de locatie waar hij overstroomde een tombola, en lastig te observeren tijdens het moeizame druppelen, nu is er een duidelijke overstroomlocatie).
Meetmethode:
De 4 staven lood in de pan, pan vullen en het laatste stukje voorzichtig voldruppelen totdat de pan overstroomde. Heel voorzichtig de aan een stukje garen gebonden staafjes uit de pan vissen (eigenlijk het lastigste werkje, morsen is hierbij fataal voor de nauwkeurigheid). Pan bijvullen met de telkens nauwkeurig afgetopte soeplepel, en het laatste stukje weer voorzichtig druppelen totdat de pan weer overstroomde.
Dit drie keer herhaald, resultaten:
1e meting lood: 3 sl + 243 druppels (1473 druppels)
2e meting lood: 3 sl + 249 druppels (1479 druppels)
3e meting lood: 3 sl + 278 druppels (1508 druppels)
Gemiddeld: 1486,6 druppels
Vervolgens 2 staven lood en de messing staf in de pan, en dezelfde meetmethode gebruikt
Dit drie keer herhaald, resultaten:
1e meting lood+messing: 4 sl + 97 druppels (1737 druppels)
2e meting lood+messing: 4 sl + 119 druppels (1759 druppels)
3e meting lood+messing: 4 sl + 97 druppels (1737 druppels)
Gemiddeld: 1744,3 druppels
Conclusie:
Het blijkt verrassend nauwkeuriger dan ik had verwacht. Gemiddeld is het verschil tussen 100% lood en 50-50 lood-messing 257,7 druppels. Hoeveel water er uit de pan gutst als hij overstroomt doet niet ter zake. Als het (zeer voorzichtig druppelen vanaf geringe hoogte) maar telkens ongeveer dezelfde hoeveelheid is, een m.i. zeer redelijke premisse. Dan is alleen het verschil in aantal druppels relevant.
Na deze test een maatcilinder vol laten druppelen: 25 cc = 397 druppels. Het gemiddelde aantal druppels was 257,7 en die leveren bij elkaar
16,228 cm3 op.
Theoretisch moest het verschil zijn: 1,00 kg lood (dichtheid 11,35): 88,10 cm
3. 0,50 kg lood + 0,50kg messing (dichtheid 8,44): 103,29 cm
3. Een verschil van
15,19 cm3
Derhalve een meetfout van ongeveer 7%, ik kwam dus op bijna 54% messing. Met meer tests (en geduld) had ik met deze zeer primitieve methode ook een 10% of zelfs wat minder legering betrouwbaar aan kunnen tonen. De methode zoals beschreven door Vitruvius is dus, in tegenstelling tot wat Chris Rorres en kennelijk ook Galileo Galilei melden, goed bruikbaar om het bedrog aan te tonen. Dat maakt het verhaal van Vitruvius nog niet waar. Maar ontkracht, want vrijwel onmogelijk zoals Rorres meldt, is het zeker niet.
Ik ben nu toch wel benieuwd naar het commentaar van Galilei, ik kan mij nauwelijks voorstellen dat hij maar wat roeptoeterde. Is daar een betrouwbare bron voor?