Dank voor de uitgebreide uitleg! Strikt genomen zijn twee te onderscheiden objecten nooit precies gelijk aan elkaar, want dan waren ze ook niet te onderscheiden. Dat is waar. Ik zie dat als een helaas niet te vermijden smet op de wiskunde.
Om te volgen hoe de moderne wiskunde 'gelijkheid' gebruikt zal ik kennelijk moeten meegaan in de gedachte dat 'gelijkheid' context-afhankelijk is en niet letterlijk moet worden genomen. Maar als ik dat doe stuit ik op een nieuw probleem: wat is precies de context waarbinnen ongelijke objecten als gelijk mogen worden beschouwd. En de antwoorden die ik tot nog toe gehad heb komen erop neer dat
ook dat van de context afhangt. Er wordt niet rigoureus bewezen wanneer (binnen welke context) de identificatie van ongelijke objecten wel of niet kwaad kan. En zo zie ik het hele magnifieke streng opgetrokken bouwwerk van de wiskunde in een poel van vaagheid wegzakken.
Binnen de categorietheorie zou het allemaal goed worden onderbouwd, maar mijn bange vermoeden is dat de identificatie van ongelijke objecten daarin nog veel verder uit de klauwen gaat lopen.
Deze discussie doet mij denken aan de beoefening van de infinitesimaalrekening voordat men over een rigoureuze onderbouwing beschikte. Het werkte en men voelde wel aan wat men daarin wel of niet kon maken, dus slechts een enkele zonderling hier en daar maakte zich druk om eventuele inconsistenties.
Math-E-Mad-X schreef:Ik snap niet waarom je hier nog steeds een probleem in ziet. Het probleem was toch allang opgelost, door simpelweg het kanonieke isomorfisme f tussen V en V** te beschouwen, en verder via abuse of notation overal v te schrijven waar we eigenlijk f(v) bedoelen.
We kunnen dus gewoon zeggen dat ze niet gelijk zijn, maar dat we toch dezelfde notatie gebruiken. Vervolgens is het nog maar een kleine stap om niet alleen maar 'abuse of notation' te gebruiken, maar ook 'abuse of terminolgy', en gewoon te zeggen dat ze allebei gelijk zijn, ookal is dit niet echt zo.
Het probleem is denk ik dat jij het begrip 'gelijkheid' gewoon te letterlijk neemt. Als wiskundigen zeggen dat twee objecten 'gelijk' zijn, dan bedoelt men eigenlijk 'gelijk in alle relevante aspecten'.
Als ik je goed begrijp heb je het dan via
abuse of notation over (elementen van) de dubbelduale vectorruimte V** terwijl je (elementen van) de vectorruimte V
noteert. Het blijft mij tegen de borst stuiten, maar misschien went het op den duur wel.
Ik vraag mij nog af of we zonder
abuse of notation hetzelfde kunnen bewerkstelligen door een onderscheid te maken tussen
tensoriële en
niet-tensoriële vectorruimten. We zouden alleen die vectorruimten V waarvoor er een bijpassende vectorruimte U bestaat zodat V = U**
tensorieel kunnen noemen. In dat geval is mijn vectorruimte W niet tensorieel, maar zijn W**, W****, etc. dat wel. Door nu de tensoriële vectorruimten W**, W****, W******, etc. wel te identificeren maar de niet-tensoriële vectorruimte W en de tensoriële vectorruimte W** niet wordt mijn probleem (grotendeels) voorkomen. De vraag is alleen of dat in de wiskundige praktijk werkbaar is.