Hallo,
Op 1 september doe ik mee aan de ijkingstoets voor Burgerlijk Ingenieur en als voorbereiding daarop wou ik al enkele voorbeeldvragen oplossen. Onderstaande vraag leek voor mij op het eerste zicht heel makkelijk, maar toch bekom ik nooit een goed antwoord. Blijkbaar zie ik een detail over het hoofd. Zou iemand van jullie mij kunnen helpen deze vraag op te lossen?
Alvast bedankt!
De vraag gaat als volgt:
Beschouw de veelterm p(x) = 4x4−7x3+ax2+bx+20, met a en b zodanig dat deze veelterm deelbaar is door (x−1)(x+ 2). Welke van volgende uitspraken is geldig?
(A) p(−2) = p(0) = p(1)
(B) p(−2) < p(0) < p(1)
(C) p(−2) > p(0) > p(1)
(D) p(−2) = p(1) > p(0)
(E) p(−2) = p(1) < p(0)