Aha. De toon van de orgelpijp is 660 Hz (zonder stop), en als ik hem bij Q afsluit dan
daalt de toon naar 367 Hz. Dat de toon ongeveer 2x zo laag wordt betekent dat P beschouwd moet worden als een open uiteinde (net als Q). Wat daar eigenlijk ook al op wees is dat de even veelvouden van 660 Hz aanwezig zijn in spectrum A. In mijn vorige bericht heb ik P dus ten onrechte aangeduid als een gesloten uiteinde.
Verbeterde versie van de figuur van mijn vorige bericht: uiteinde P is nu aangeduid als open uiteinde. A is orgelpijp zonder stop, B is met stop.
In mijn experiment verkortte ik de klinkende lengte d.m.v. de verschuifbare stop, om dezelfde grondtoon van 660 Hz te bereiken, zodat de twee spectra direct vergelijkbaar zijn.
Helaas zit ik nu toch weer met het probleem van de 'verkeerde' harmonischen. P is open en Q' is gesloten, dan voorspelt de theorie dat de even veelvouden van de grondtoon ontbreken in spectrum B, maar ze zijn er toch.
Ter controle heb ik het experiment ook uitgevoerd met een blokfluit, dat gaf een beter resultaat. De toon van de fluit is 535 Hz als alle vingergaten afgesloten zijn met plakband. De toon daalt naar 330 Hz als ik hem bovendien bij Q afsluit. Dat de toon ongeveer 2x zo laag wordt betekent dat P beschouwd moet worden als een open uiteinde, net als bij de golfpijp. Er bestaat geen verschuifbare stop voor een blokfluit, maar ik kan hem bij Q verticaal in een emmer water steken, dan werkt het waterniveau als verschuifbare stop. D.m.v. het waterniveau heb ik de grondtoon kunnen verhogen tot 535 Hz. In het spectrum is zichtbaar dat de even veelvouden van de grondtoon verdwijnen. En dat klopt met de theorie. Misschien voldoet de blokfluit beter omdat de diameter van de luchtkolom kleiner is dan bij de orgelpijp.