Leken veronderstellen soms dat diepzeefauna aangepast moet zijn om de enorme waterdruk te weerstaan, maar dat is niet het geval: binnenin hun lichaam heerst dezelfde druk, dus dat heft elkaar op. De situatie verschilt niet wezenlijk met die van dieren die bij het zeeoppervlak leven. Zelfs levensvormen op het aardoppervlak ondergaan al de druk van 10.000 kilogram lucht per vierkante meter en ook deze wordt gecompenseerd doordat binnenin plant en dier dezelfde druk heerst als buiten. Bij onderzeeërs is dat anders: daarbij is de luchtdruk binnenin veel lager dan de buitendruk. Deze moeten wel degelijk zwaar gepantserd zijn en zoveel mogelijk een ronde vorm hebben om de druk goed te weerstaan.
Levensvormen komen pas in problemen met waterdruk als ze snel stijgen of dalen: de innerlijke druk raakt dan uit evenwicht met de buitendruk. Bij te snelle daling wordt het lichaam in elkaar gedrukt, bij te snelle stijging zwelt het lichaam op als een ballon. Dit uit zich allereerst bij de gassen in het lichaam, die gemakkelijk samendrukbaar zijn. De caissonziekte is hiervan een uiting. De potvis, die tijdens de jacht snel naar diepten tot drieduizend meter duikt, heeft wel aanpassingen om het drukverschil op te vangen. Zo is de ribbenkast flexibel om de longen te laten inklappen, waardoor er minder stikstof in de longen komt. Bij mensen zijn stikstofbelletjes in het bloed een voorname oorzaak van de caissonziekte.
Dat is allemaal heel goed verstaanbaar. Daarom kwam bij mij de volgende vraag op. Stel: je sluit een glazen fles gevuld met lucht op atmosferische druk hermetisch af en brengt die - met een gewicht of zo - naar 10 kilometer diepte. Het resultaat is goed voorspelbaar: deze fles zal de waterdruk niet kunnen weerstaan en dus imploderen.
Stel nu dat je dezelfde fles volledig vult met water, er blijft niets van lucht of andere gassen in, en ook hermetisch afsluit. Je laat deze naar 10 kilometer diepte zakken. Wat zou er dan gebeuren? In tegenstelling tot lucht is water niet/nauwelijks samendrukbaar. Maar het staat, in tegenstelling tot het water op tien kilometer diepte, niet onder ca. 1000, maar slechts onder één bar druk. Er heerst dus een drukverschil van ongeveer 1000 atmosfeer tussen de binnenkant en de buitenkant van de fles. Wat zal er gebeuren? Zal het water in de fles voorkomen dat deze implodeert? Of zal de fles toch bezwijken, net zoals de met lucht gevulde?