Ik zit vast bij een oefening die als volgt luidt:
Een stuk van de wieken van een molen breekt af wanneer de wieken verticaal staan. De wieken zelf zijn 12m lang en de periode is 1,2 seconden. De as bevindt zich 20m van de grond. De periode van is 1,2s. Waar belandt het afgebroken stuk? (de luchtweerstand mag verwaarloosd worden)
Ik heb zelf al proberen de oefening op te lossen, maar mijn antwoord komt niet overeen met het juiste antwoord, dit was mijn methode:
eerst en vooral berekende ik de hoeksnelheid ω = 2π rad/1,2 s = π rad/0,6 s
hieruit berekende ik de snelheid v =π rad/0,6 s × 12m = 20π m/s
ik nam aan dat omdat het afgebroken stuk 'de bocht verlaat', het een ERB in horizontale richting zou uitvoeren, in verticale richting een EVRB (een horizontale worp dus)
dus ging ik aan de slag met de EVRB aangezien ik al een een paar gegevens kon invullen:
x(t) =½ at²
32m (komt van de bovenstaande 20+12m) =½ 9,81 t²
t= √32×2/9,81
t= 2,56 s
na het invoeren van t in de v(t) vergelijking van de ERB te steken, kwam ik dit uit:
20ϖm/s * 2,56s = 160, 85 m
het juiste antwoord moet 170 m zijn