Mijn samenvatting:Nederland gaat vlijtig sparend ten onder
Door het regeringsbeleid en de recente voorstellen van het CPB nemen de besparingen in Nederland toe en verdwijnen miljarden naar het buitenland. Onbegrijpelijk beleid, vinden Ad Kolnaar e.a.
Nederland laat elk jaar 35 miljard euro liggen. Het is het spaargeld dat we samen verdienen maar niet uitgeven. Ten onrechte wordt nagelaten dat geld in te zetten voor bijvoorbeeld het opvangen van de lasten van de vergrijzing. Er is sprake van een merkwaardige, scheve situatie. Er wordt veel bezuinigd door de overheid. De burger moet op vele fronten inleveren. Het argument is steevast geldgebrek. Tegelijkertijd blijft de som onbenut geld, het nationale spaaroverschot, groeien. Dit valt niet te rijmen. Je kunt niet en massa's geld overhouden en suggereren dat er een fnancieringsprobleem is. Er moet iets mis zijn met het beleid.
Het gaat om meer dan wat alle Nederlanders jaarlijks afdragen aan inkomstenbelasting, aan vennootschapsbelasting of successierechten. Het is ook meer dan onze jaarlijkse uitgaven voor de gezondheidszorg. Slechts een fractie zou voldoende zijn om inkomstenderving wegens de invoering van het nieuwe ziektekostenstelsel of de energiekosten tegen te gaan.
Zou het geld volledig aan de burgers worden gegeven, dan zouden hun consumptieve uitgaven met zo'n 15 procent kunnen stijgen. Zou de overheid het helemaal opnemen dan kunnen de collectieve uitgaven (milieu, onderwijs, veiligheid, infrastructuur et cetera) ruim 25 procent hoger zijn. Daarbij is sprake van een structureel gegeven. Ieder jaar houdt Nederland een dergelijk groot en groeiend bedrag over. Ieder jaar zou het dus weer kunnen worden ingezet voor ons eigenbelang. Merkwaardig is het dat het CPB ook in zijn recente publicatie over de vergrijzing weer aan dit grote spaaroverschot voorbijgaat.Toch is het bedrag eveneens groot genoeg om er de totale kosten van de vergrijzing mee te dekken. Er bestaat in Nederland dus geen financieringsprobleem in verband met die vergrijzing.
Wegens het ontbreken van binnenlandse mogelijkheden wordt het overtollige spaargeld belegd in het buitenland. Daar levert het rente-inkomsten, dividenden, et cetera, op. Maar dat geldt ook als het in Nederland zou worden belegd. Wel zijn buitenlandse beleggingen veel riskanter. We zouden beter af zijn door met die spaargelden de Nederlandse economie te versterken. Nu blijven veel nuttige investeringen achterwege.
De reden van het grote spaargeldoverschot ligt voor een groot stuk bij ons pensioenstelsel. Des te opvallender is het dat de CPB-studies over de vergrijzing hieraan geen aandacht schenken. In tegenstellingen tot andere landen sparen wij voor de oude dag. Met deze besparingen worden vermogens gevormd. Deze zijn nodig als dekking voor de pensioenverplichtingen, waarbij verplichte dekkingsgraden gelden. De pensioenfondsen beleggen die vermogens. De vereiste vermogensgroei wordt gefinancierd uit de besparingen van de fondsen, dat zijn de saldi van de premie- en rentebaten en de uitgaven. Om die vereiste besparingen gaat het. Zij mogen niet worden gebruikt om de pensioenen te verhogen of de premies te verlagen. Zij moeten ook worden herbelegd. Beleggen kan bijvoorbeeld in aandelen of in staatsobligaties. Het geld wordt dan uitgeleend en daarvoor wordt een vergoeding betaald. De belegger krijgt in plaats van zijn geld een waardepapier. Dat kan hij later weer te gelde maken.
Als eerste gegadigde voor de belegging van de besparingen dient zich het Nederlandse bedrijfsleven aan. Maar dat heeft lang niet al onze nationale besparingen nodig. Vervolgens zou de collectieve sector ze kunnen inzetten voor nuttige zaken als belastingverlaging en/of uitgavenverhoging van de overheid, dus als financieringsbron voor tekorten. De voorziene uitgavenstijging door de vergrijzing (de AOW en de zorg) kan zo worden betaald. Door dat niet te doen, laat de overheid veel leencapaciteit onbenut. De burger wordt verplicht tot besparingen, maar er wordt niets mee gedaan. Zo ontstaat het spaaroverschot.
Per definitie vloeit dit naar het buitenland. De eis blijft dat de verplichte besparingen van de pensioenfondsen worden belegd. Kan dat niet hier dan moet het elders. Maar dan missen we de kans om het in onze economie en in ons belang aan te wenden. Dat kan slechts door het hier te beleggen. Met name bij de overheid.
Er is daarbij een kardinaal verschil tussen financieren van collectieve uitgaven met belastinggeld of met lenen. Het belastinggeld ben je kwijt: daar krijg je geen waardepapier voor terug. Dat is bij lenen anders. Daarmee is lenen - uiteraard binnen de grenzen van de nationale leencapaciteit - voor de burger echt een aantrekkelijker optie dan het betalen van belasting. Een overheid die weigert het landelijke spaaroverschot te gebruiken en wel fors belasting heft, neemt de burger bij de neus. En dat gebeurt nu.
Het CPB maakt het nog iets erger. Het pleit voor een financieringsoverschot bij de overheid, om de staatsschuld af te lossen. Dan neemt het nationale spaaroverschot nog verder toe. Wat daar de zin van is, is een raadsel. De burger moet van het CPB ook nog eens belastinggeld betalen waar de overheid niets mee doet. Met zo'n beleid wordt elke regering afgestraft door de kiezer, en terecht.
Zou de overheid het geld wel lenen, dan moet er rente worden betaald. Maar voor de nationale economie is dat vestzak-broekzak. De overheid betaalt rente aan de fondsen die dat geld moeten herbeleggen, teruglenen aan de overheid. Mits dat binnen redelijke grenzen blijft, dus binnen de ruimte van de leencapaciteit, en mits we ons pensioenstelsel handhaven, kan dat doorgaan tot het einde der tijden.
Er worden vaak formele argumenten aangevoerd om het spaargeld niet te gebruiken. De overheid is gebonden aan Europese afspraken. Volgens het Groei- en Stabiliteitspact mag het tekort niet hoger zijn dan 3 procent van het natinaal inkomen en moet worden gestreefd naar een overschot. Dit met het oog op een sterke euro. Het pact berust helaas op een vergissing. Niet een tekort van een overheid, maar een tekort of overschot van een land, het nationale spaaroverschot dus, is bepalend voor de positie van de munt. Binnen de muntunie geldt dat voor alle landen samen. Nederland met zijn grote overschot levert een onevenredig grote bijdrage aan de euro. De bedoelde Europese regels druisen in tegen het nationaal belang en berusten op een misvatting. Niet het financieringssaldo van de overheid maar het nationale spaaroverschot, dat is het exportoverschot, van de eurolanden had aan normen moeten worden gebonden. Zolang dat niet het geval is, moeten we niet instemmen met de Europese Grondwet.
Het huidige beleid staat los van de landelijke realiteit en moet dus om. In de eerste plaats moeten de politiek en het CPB het feitelijk bestaan van ons grote spaaroverschot niet langer negeren. Vervolgens moet worden besloten hoe we het aanwenden. Het belang van de burgers dient daarbij voorop te staan. Die zijn nu het kind van de rekening. Enerzijds lopen zijn lasten op, onder meer door de vergrijzing. Anderzijds wordt nagelaten de voorhanden mogelijkheden te benutten om die lasten aanzienlijk te verlichten. Als we zo'n onbegrijpelijk en fout beleid blijven volhouden, wordt vergrijzing een probleem. Dat hebben we dan wel aan onszelf te wijten.
Ad Kolnaar is hoogleraar algemene economie, DBJ. Schouten is emeritus hoogleraar economie en Jacques Sijben is emeritus hoogleraar economie.
- er is een spaaroverschot van 35 miljard euro; spaargeld dat we samen verdienen maar niet uitgeven
- het nationale spaaroverschot blijft groeien; dit terwijl de burger moet bezuinigen. Er is dus geen financieringsprobleem. Het wordt echter wel zo gepresenteerd aan de burger
- in plaats van het geld te gebruiken om de uitgaven van de burgers te doen laten stijgen of het geld te gebruiken om collectieve voorzieningen (als milieu, onderwijs, veiligheid, etc.), wordt er nu driftig gespaard en blijft het geld onbesteed
- het spaargeld wordt in het buitenland belegd en verdwijnt dus zo van de binnenlandse markt en kan dus niet besteedt worden voor de Nederlandse economie
- de vermogensgroei van pensioenfondsen wordt gefinancierd uit besparingen van de fondsen (saldi van premie- en rentebaten en de uitgaven). Deze besparingen mogen niet worden gebruikt om pensioenen te verhogen of premies te verlagen. Dit geld moet worden herbelegd.
- het geld van de fondsen wordt nu nog te vaak in het buitenland belegd; hierdoor missen we de kans om het te besteden voor onze economie. Het geld kan beter in de Nederlanse economie worden geinvesteerd.
- uitgaven kunnen beter via overheidsleningen dan via belastinggeld kunnen worden gefinancierd, omdat je het belastinggeld kwijtraakt en bij lenen zorg je er voor dat het geld in het systeem blijft. Nu is de situatie zo dat de overheid belastinggeld incasseerd, maar het hierdoor ontstane overschot wordt niet bgebruikt voor de burger. De burger wordt dus zo bij de neus genomen
- het CPB pleit voor een financieringsoverschot om zo de staatsschuld af te lossen, waardoor het spaaroverschot nog verder toeneemt. En hiervoor moet de burger ook nog eens belastinggeld betalen, waar de overheid vervolgens niets mee doet.
- zou de overheid ipv belasting te vragen, geld zou lenen, dan moet er rente worden betaald. Die rente wordt vervolgens aan de fondsen betaald. Dit geld wordt vervolgens belegd en de overheid krijgt hieruit - via leningen - het geld terug. Dit is een cirkel die met enig verstandig beleid tot in het einde der tijden worden toegepast.
- het Groei- en Stabiliteitspact berust op een grove fout: niet het tekort van de overheid maar het tekort of overschot van een land (het nationale spaaroverschot) is bepalend voor de positie van de euro. Dit geldt dus voor alle landen in de EU samen. Daar Nederland een groot overschot heeft, is onze bijdrage onevenredig groot. De regels druisen in tegen nationaal belang en zijn berust op een misvatting. In plaats van het financieringssaldo van de overheid als norm, had er moeten worden gekozen voor een koppeling aan het nationale spaaroverschot.
- de politiek en het CPB moeten het feitelijk bestaan van een spaaroverschot niet langer negeren. Dit moet worden aangewend, met de burger als belangrijkste belanghebber.
- de lasten lopen door dit beleid hoog op (onder meer door de vergrijzing) en tegelijkertijd zijn er genoeg mogelijkheden om de lasten aanzienlijk te verlichten. Het wordt dus tijd om een beleidsverandering in te voeren en er voor te zorgen dat de lasten van de burgers dalen. Anders wordt vergrijzing een probleem. Geheel aan onszelf te wijten..