Even een paar verduidelijkingen
1. Twee operatoren A en B commuteren wanneer A*B*f(x) = B*A*f(x) voor elke functie f(x). Dat schrijft men als [A,B]=A*B-B*A.
De grootheid [A,B] wordt de commutator genoemd en 2 operatoren A en B commuteren dus als [A,B]=0 (0 staat hier niet voor het getal 0 maar voor de operator die elke functie f afbeeldt op de functie o waarvoor geldt o(x)=0 voor iedere x).
4. Alles wat op een functie werken kan (
definitie). Bijvoorbeeld de operator A=d/dx is de afgeleide operator. Dus A*x=1 en A*x
2=2x.
Een operator vervangt dus iedere functie door een andere functie.
Naast de operator D=d/dx die suyver noemt (ik heb de aanduiding A vervangen door de gebruikelijkere aanduiding D) kun je bijvoorbeeld ook een operator X hebben die iedere functie met x vermenigvuldigd (Xf)(x)=xf(x). Wat geldt nu voor de commutator van deze twee operatoren?
[D,X]f(x)=(DX)f(x)-(XD)f(x)=D(xf(x))-Xf'(x)=f(x)+xf'(x)-xf'(x)=f(x)
De commutator is dus gelijk aan de operator I (die iedere functie in zichzelf verandert).
Hier heb je dus voorbeelden van niet commuterende operatoren en nog heel belangrijk voorbeeld ook want iets dergelijks is de oorzaak van de onzekerheidsrelatie van Heisenberg (de operator X wordt gebruikt om de plaats van een deeltje te bepalen en, op een constante na, wordt D gebruikt om de impuls van een deeltje te bepalen).
Golflengte (l) is de lengte van de golf en energie (E) heeft te maken met de inhoud van die golf. De relatie tussen golflengte en energie is reciproque: l = a/E, waar a een constante is.
Ik zou zeggen dat energie niet direct gekoppeld is aan golflengte. De frequentie is gekoppeld aan de energie middels E=hf en de golflengte is gekoppeld aan de golflengte λ middels p=h/λ.