een virtueel deeltje is in feite een deeltje dat optreedt in de feynman-diagrammen, maar dat vanuit het standpunt van energie-impulsbehoud niet kan bestaan. Beschouw bijvoorbeeld een elektron. Dit kan nooit een foton uitzetten. Dit kan je inzien door naar het eigenstelsel van het systeem te gaan en daar energie-impuls behoud neer te schrijven: de energie is steeds te groot.
Toch is het uitzenden van een foton net wat we in het feynmandiagram tekenen om de elektromagnetische interactie (bijvoorbeeld) tussen 2 elektronen voor te stellen. Wiskundig klopt dit feynman-diagramma perfect (is in feite maar een voorstelling van integralen die in de theorie voorkomen), maar wanneer je dit wil interpreteren in de zin van deeltjes krijg je dus problemen met energiebehoud. Daarom noemen we het maar virtuele deeltjes.
Omdat een (elektrische) lading hebben betekent dat het deeltje kan interageren via het elektromagnetische veld en dus via het uitwisselen van een foton, kan elk (elektrisch) geladen deeltje een virtueel foton uitstralen.
Waarom je virtuele fotonen niet kan waarnemen is hopelijk duidelijk uit de uitleg: het is in feite een interpretatie van een diagram, waarvoor enkel de deeltjes die in- en uitgaand zijn gemeten zullen worden. De vraag ivm het dopplereffect zou ik eens op mijn gemak moeten bekijken, maar ze is dus in ieder geval ledig, omdat het daar gaat om een meting van het foton. In principe zal de energie van het foton stelsel-afhankelijk zijn, maar vermits een virtueel foton massa heeft geldt niet dat
\(E=\hbar \omega\)
. Op het eerste zicht denk ik niet dat je kan spreken van "de frequentie van een virtueel foton".
Het antwoord op je laatste vraag weet ik eigenlijk niet 100% zeker, maar mij lijkt van niet. Heb je reden om te denken dat het wel zal verschillen?