Ik vind het ook een goede zaak dat, als er ernstige twijfels bestaan, een zaak heropend kan worden. Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat hier een dubbele bedoeling mee gemoeid is.
Een dergelijke stelling moet natuurlijk onderbouwd worden.
Kijk, het rechtsbeginsel "ne bis in idem" is een belangrijk grondvest voor rechtszekerheid, wat moet voorkomen dat de staat tot in den treure haar burgers kan proberen te vervolgen. Daarom is het ook vastgelegd in het
EVRM (protocol 7, artikel 4), waarbij zelfs de uitzonderingsbepaling in geval van noodtoestand niet geldt. De enige uitzondering luidt:
De bepalingen van het voorgaande lid beletten niet de heropening van de zaak overeenkomstig de wet en het strafprocesrecht van de betrokken Staat, indien er aanwijzingen zijn van nieuwe of pas aan het
licht gekomen feiten, of indien er sprake was van een fundamenteel gebrek in het vorige proces, die de uitkomst van de zaak zouden of zou kunnen beïnvloeden.
Dat is waarschijnlijk ook het stuk waarop Hirsch Ballin zich in het gelinkte interview op beroept als hij zegt dat het niet tegen het Verdrag in gaat.
Wat me echter opvalt, is dat het informatiestuk op Justitie.nl slechts in één zin spreekt over dit beginsel:
Verder kan een verdachte die eerder is vrijgesproken, voor hetzelfde misdrijf alsnog worden veroordeeld.
De rest spreekt alleen maar over de grote voordelen die het zou hebben, terwijl de grootst impact juist over bovenstaande zin gaat: je weet nooit wanneer je vrijgesproken bent. Natuurlijk is het leuk dat "ernstige zaken met zware veroordelingen" sneller herzien kunnen worden, maar nu is dat reeds het geval met levenslange veroordelingen. Wat dat betreft zou de wetswijziging kunnen volstaan met het wijzigen van slechts één artikel. Echter gaat ongeveer de helft van het wijzigingsvoorstel over de herziening ten nadele.
Daardoor krijg ik de indruk dat de minister tracht de wetswijziging zonder teveel stampij erdoor te drukken, door hetgeen de grootste impact heeft op de rechtsbeginselen slechts in de diepere stukken naar voren te laten komen. Kan ik niet bewijzen, realiseer ik me terdege, maar het voelt niet lekker. Waarom er niet voluit voor uitkomen dat je dit doet en waarom je dat doet? In de MvT worden de nadelen vooral genoemd als dat P.M. Mevis en T. Kooijmans (Mevis is Rechtspsycholoog, Kooijmans weet ik even niet, maar samen zijn ze auteur van
Herziening ten nadele, Een studie naar de wenselijkheid van herziening ten nadele in het Nederlandse strafprocesrecht, Kluwer 2003) bezwaren hebben maar dat die niet altijd opwegen tegen de voordelen van herziening ten nadele. Zelf vind ik iets dergelijks in een MvT een beetje van de zotten: geef aan dan aan waaróm ze niet altijd opwegen tegen de voordelen.
Begrijp me goed, ik heb niets tegen de mogelijkheid van herziening, mits goed onderbouwd. Maar de manier waarop dit wetsvoorstel gedaan wordt werpt bij mij grote vraagtekens op t.a.v. rechtszekerheid.