De vaten 1, 2 en 3 (zie figuur) zijn tot aan de rand met water gevuld. De grootte van de totale krachten uitgeoefend op de geacteerde zijwanden, duiden we aan met respectievelijk F1 F2 en F3. De vaten hebben alle dezelfde hoogte (h), lengte (l) en breedte (b) en de gearceerde wanden van vaten 2 en 3 staan even schuin ten opzichte van de vertikale (de hoeken a en b zijn gelijk). (figuren zie bijlage)
Dan geldt
o a. F1=F2=F3
o b. F1< F2 =F3
o c. F1 <F2< F3
0 d. F3< F1 <F2
Het antwoord is gelijk aan b. Ik vraag me af waarom er meer kracht uitgeoefend wordt op de schuine randen. De diepte is namelijk overal gelijk en het oppervlak van de vlakken ook.