Hey,
Ik las net in een topic over het expanderen van het universum. Het komt erop neer dat we dit concluderen uit roodverschuiving. Roodverschuiving is een soort doppler effect, maar dan met licht. Lichtstralen hebben een bepaalde frequentie, die bepaald welke kleur het is, en wat voor soort licht het is, maar als jij van de lichtbron af beweegt, wordt deze golflengte groter. En andersom, als je erna toe beweegt wordt hij kleiner, dit heet rood- en blauw- verschuiving. Roodverschuiving omdat in het zichtbare spectrum rood de grootste golflengte heeft, en de kleur dus richting rood 'verschuift', en blauw, precies andersom.
Nu hebben we ontdenkt dat de hoeveelheid (ik weet niet precies hoe je het uitdrukt) roodverschuiving van sterrenstelsels proportioneel is tot hun afstand van de Aarde. Dus des te verder weg, des te meer roodverschuiving, en dus des te groter de snelheid waarmee ze zich van ons af bewegen. Hieruit is geconcludeert dat het universum uitdijdt, en dat steeds sneller doet.
Maar een ding hieraan snap ik niet, ik zeg niet dat er iets niet klopt, maar ik vraag me af waar ik de fout in ga bij mijn denkwijze.
Het is eigenlijk heel simpel, te simpel om nog niet door andere mensen meegerekend te zijn;
We zien dat sterren die verder weg staan, sneller van ons af bewegen, en dat sterren die dichter bij zijn, langzamer van ons af bewegen.
Het licht van sterren die ver van ons af liggen, doet er langer over dan dat van dichtbijzijnde sterren.
Daarom zien wij de verafgelegen sterren zoals ze er in het verleden uitzagen, hoe verder we weg kijken, des te verder we terug in de tijd kijken.
Is het dan niet zo dat juist in het verleden de roodverschuiving groter was, en het expanderen juist afneemt?
Ik denk het niet, maar ik kan niet bedenken waarom niet, iemand?